Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1839
(1839)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 182]
| |
Zietdaar voorzeker een' zonderlingen titel voor een zonderling stuk! Het denkbeeld des Heeren warin was, ‘der vorsten regering met de opvoeding door ouders aan kinderen gegeven te vergelijken, en de gevolgen der verschillende wijzen van opvoeding en regering op het lot der menschen en daardoor ook op dat der natiën toe te passen.’ Wij vinden in de verschillende familiën, in dit Tooneelspel ten tooneele gevoerd, vertegenwoordigd de eigendunkelijke oppermagt met het zich daaraan onderwerpende volk, en het volk, dat meerder vrijheid en onafhankelijkheid heeft leeren kennen; de constitutionele monarchij met de natiën, die orde waarderen, en gewoon zijn, hare handelingen naar haar gezond verstand te regelen; de ware welmeenende liberalen, en eindelijk het Jacobinismus; tot afwisseling is ook nog behandeld de groote invloed, welken gepaste huwelijken op het geluk der menschen en op de opvoeding der jeugd uitoefenen. En dat alles moet worden behandeld in een Tooneelspel in vijf bedrijven. Het ontbreekt dus niet aan stof. Maar of die stof, aldus behandeld, op het tooneel zal voldoen? Rec. gelooft het niet. De Schrijver zelfschijnt het eenigzins gevoeld te hebben, als hij zich verontschuldigt, omdat hij de geheele handeling en derzelver ontwikkeling van dit hoofddoel afhankelijk maakte, als hij verlangt, dat men daaruit den zin en de strekking van vele zijner gezegden zal verklaren, en betuigt, dat hij daardoor verhinderd werd een gunstiger gebruik van deze of gene omstandigheid te maken. En waarlijk, het geeft aan zijn stuk eene onbehagelijke stijfheid. Als men het, met die bedoeling des Schrijvers voor den geest, leest, moet men als 't ware een' dubbelen zin in zijne woorden zoeken; en deze soort van prozaïsche allegoriën kunnen onmogelijk behagen, evenmin of nog minder, dan de voormalige zinnebeeldige voorstellingen der voorgaande eeuw. Maar nu, welke bedoeling heeft de Heer warin bereikt? Of welke is de toepassing, uit zijn stuk af te leiden? Zijne eigene gevolgtrekking is deze: ‘dat de regering, zoowel als de opvoeding, gewijzigd moet worden naar de meerdere of mindere ontwikkeling der geestvermogens, door de Voorzienigheid aan het menschelijk verstand gegeven; en dat men den hoogsten graad van ontwikkeling dáár moet zoeken, waar de mensch het vatbaarste is voor zuivere godsdienst, rede en oordeel, en het gelukkigste volk | |
[pagina 183]
| |
dáár, waar deze den schepter voeren.’ Maar dat is niet de gevolgtrekking, uit het stuk af te leiden. Daarin zien wij die noodzakelijke wijziging der regering volstrekt niet. De opvoeding van den vertegenwoordiger der eigendunkelijke oppermagt mislukt ten aanzien van zijnen zoon, en om de dochter tot een beeld van een volk te maken klinkt al zeer vreemd en zal niemand bij het lezen of spelen in den zin komen. De welmeenende liberaal maakt bij de opvoeding van zijnen zoon ook al een slecht figuur; alleen de constitutioneel-monarchale Minister heeft een' knappen jongen, die evenwel, zoo het schijnt, vroeger ook al niet veel bijzonders was. Bij gevolg: eene constitutionele monarchij, dat is de eenige ware weg. Over de waarheid daarvan willen wij niet met den Heer warin twisten; maar het strijdt tegen zijn eigen systeem, dat de regering naar de ontwikkeling moet worden gewijzigd. Rec. komt het daarom voor, dat ook in dit opzigt het stuk mislukt is, gelijk het ook van zelf mislukken moest. Letten wij nu op de uitwerking, het doel wel niet uit het oog verliezende, maar toch eenvoudig lezende, gelijk het stuk daar ligt en den aanschouwer op het tooneel moet voorkomen, ook dan gelooft Rec. niet, dat het door hooge voortreffelijkheid uitmunt. Wat de Heer warin ook zeggen moge, die zoogenaamd edele Italiaansche zangeres kan en zal aan ons publiek niet behagen, hetwelk nog te veel gelooft aan de natuurlijke zedigheid en ingetogenheid der vrouw, om smaak te vinden in de voorstelling dezer personaadje. De zoon van den constitutionelen Minister daalt merkelijk in onze schatting, wanneer wij van zijne betrekking tot haar hooren, en wij zouden de zachtaardige en lieve emilia beklagen, die met hem verloofd is, als wij de koele wijze hooren, waarop hij over zijne verbindtenis met haar spreekt. De zamenspraak is overigens op sommige plaatsen levendig en goed gelukt; op andere te gerekt, b.v. in het gesprek tusschen den Vorst en wilhelm, en zelfs in de tooneelen met eleonora. De verbindtenis van deze met den verachtelijken richardin is ook van dien aard, dat men voor haar karakter eerbied noch achting kan koesteren. Gunstig kan het oordeel over dit stuk dus niet zijn. Het belooft te veel en geeft te weinig. Of dit laatste ook met de muzijk van den Heer berlijn het geval is, weet Rec. | |
[pagina 184]
| |
niet; dat zij, blijkens het achteraangeplaatste aangaande haren inhoud, veel belooft, is zeker. Indien de Heer warin andermaal zijne krachten voor het tooneel wil beproeven, kieze hij liever eenvoudiger onderwerpen, waarbij de bedoeling voor de hand ligt en niet in dergelijke allegoriën moet worden gezocht. Zij mislukken gewoonlijk zelfs wezenlijken Geniën. Een voorbeeld daarvan zij victor hugo's Angelo, Tyran de Padoue, waarin een en ander voorkomt, dat het gesprek tusschen emilia en eleonora herinnert, ofschoon het verschil, bij beider zeer onderscheidene bedoeling, groot is. |
|