Grieksche Tafereelen, door H. Pol, Litt. Hum. Dr. IIde en laatste Stuk. Te Amsterdam, bij J.H. en G. van Heteren. 1837. In gr. 8vo. VII en 264 Bl. f 2-60.
De geleerde en smaakvolle Schrijver levert in dit tweede stuk zijner Grieksche Tafereelen weder een viertal verhalen, geheel in den trant van die in het vorige. Zij zijn: phocaea, vóór J.C. 540-535; tempe, vóór J.C. 328; alexandrië, of de dood van den laatsten Spartaan, vóór J.C. 220; suli, 1803. Op deze Tafereelen is volkomen van toepassing, wat Rec. vroeger tot lof van het eerste stuk heeft gezegd. Dezelfde kennis van geschiedenis en zeden, dezelfde bevallige manier van voorstelling vinden wij hier terug, en Rec. heeft ook deze stukjes met genoegen gelezen. Wat hij evenwel vroeger aanmerkte, ten aanzien van den stijl van den Heer pol, dat dezelve iets gemanierds heeft, dat blijkt ook uit deze stukken. Op den duur geeft dat iets vervelends aan de lectuur. Den lezer wordt te veel de vorm herinnerd; en, daar deze niet overal kan behagen, verliest hij het belangrijke van den inhoud wel eens uit het oog. Het is daarom ook goed, dat deze Tafereelen niet verder worden voortgezet. Bij al hunne verdienstelijkheid zouden