Kleine Verhalen van A.C.W. Staring. Te Arnhem, bij I.A. Nijhoff. 1837. In gr. 8vo. 189 Bl. f 2-:
De grijze staring levert hier eenige Verhalen, waarvan de meesten Rec. uit vroegere plaatsing in Almanakken enz. bekend waren, maar die allezins verdienden tot eenen bundel te worden verzameld. Onze letterkunde is niet zoo rijk in dergelijke voortbrengselen, dat wij niet gaarne elke verdienstelijke proeve in dit vak zouden ontvangen. De naam van staring waarborgt van zelve iets goeds, en wij vinden ons bij de lezing in deze verwachting niet teleurgesteld. Er is eene eenvoudigheid in staring's manier van verhalen, die den ronden Gelderschman kenmerkt, en die Rec. althans zeer behaagt. Er is niets van dat weekelijke, dat sentimentele, dat overdrevene, wat bij anderen de novelle of het verhaal dikwijls heeft, van dat zoetsappige, dat walging wekt. Eenvoudigheid en ongekunsteldheid, gezond verstand en degelijkheid onderscheiden deze stukken; de stijl is even eenvoudig en kunsteloos, en het is een Hollandsche toon, die ons uit alles toespreekt.
Na deze losspraak, die opregt en welgemeend is, zal de hooggeëerde Schrijver het den Rec. niet ten kwade duiden, dat hij ook de zwakke zijde van deze Verhalen aanwijst. Zij komt hem voor, deze te zijn. Er is in dezelve minder verbeelding, dan gezond verstand. Het zijn meer schetsen, dan verhalen. De situatiën zijn over het algemeen niet uitgewerkt, maar slechts aangewezen; en dat is jammer. Het ligt in den geheelen trant van staring's verhaalmanier, die ook bij den grijsaard niet meer te veranderen is, maar die hij