In weerwil van deze aanmerkingen, blijft Rec. de onderneming loffelijk noemen, en vereenigt zich hartelijk met den wensch, in de Voorrede geuit, dat jaarlijks het gebrekkige verbeterd en het onvolledige meer en meer aangevuld zal worden, en dat ook die Rotterdamsche Letterkundigen en Dichters, wier namen hier nog gemist worden, het hunne tot aanmoediging van Redactie en Uitgever zullen toebrengen, waarom wij er hier ook iets meer van gezegd hebben.
De dikke, geleerde Overijsselaar kan ook dit jaar zijnen naam waardiglijk voeren, vooral wat de oudheid betreft. Nuttig is het stuk, waarmede hij aanvangt, van Prof. vorsselman de heer, over 't bepalen van den dag en datum der vaste en bewegelijke feestdagen, schoon wij niet begrijpen, waarom het eene gansch afzonderlijke paginatuur voert. Het beleg van Deventer in 1578 gaat verzeld van eene groote steendrukplaat, zijnde kopij van eene oude schilderij, op het stadhuis aldaar voorhanden. De Eerw. molhuysen toont zijne veelomvattende kennis in drie stukken, onderscheiden in grootte, alle hier regt op hunne plaats. Van zijnen diepgeleerden ambtgenoot halbertsma ditmaal niets. De vraag: welke zou de hoofdoorzaak van het verval der bevaarbaarheid van den IJssel zijn? geeft aan den kundigen Archivarius van doorninck aanleiding tot een belangrijk (schoon voor vreemdelingen eenigzins droog) uitgebreid historisch stuk.
Nog langer is: de Plechelmi-kerk te Oldenzaal, en iets over den H. Plechelmus, misschien al te minuticus; het is slechts het eerste gedeelte der verhandeling, die vele schrandere algemeene opmerkingen over kerken, als gebouwen, bevat. Dit doet ons verlangen naar het beloofde over de torens. Eene klok, die het halve uur slaat, en van onderen slechts 3 duimen in diameter heeft, (bladz. 233) is ongetwijfeld eene misstelling.
Van de Studenten-Almanakken ontvingen wij nog slechts die van Groningen en Amsterdam. Beide bevatten het gewone met betrekking tot Akademie, Athenaeum en Seminaria; en verder proza en poëzij, beide over het algemeen in hunne soort niet kwaad. Men offert te Groningen nog al aan de Duitsche Muze; eene der gelukkigste proeven daarvan is: der Anker, van A.G.M., eene welgeslaagde navolging van schiller's beroemde Lied von der Glocken. Prof. lulofs gaf, met verbetering, een in den Rec. o.d. Rec. van 1821 opgenomen Fransch vers ten beste. De losse Gedachten in den Amsterdammer zijn wat stijver, dan die in den vorigen jaargang, omdat zij gezochtheid verraden. In dit Jaarboekje is antonides een goed gedicht. Wij betreuren echter bij de inzage van Studenten-Almanakken de weinige beoefening der Latijnsche poëzij. De Amsterdammers vooral hebben daarin een schitterend model aan hunnen d.j. van lennep, wiens verlies als Hoogleeraar, door overgang tot andere betrekking, billijk door zijne leerlingen in den Almanak wordt betreurd. Dat Prof. bosscha, de waardige erfgenaam van eenen waardigen naam, hun dit vergoede!