Broek in Waterland, naar waarheid geschetst in een dichtstukje. Te Amsterdam, bij W. Brave, Jr. 1838. In gr. 8vo. 26 Bl. f :-40.
Een curieus stukje van eenen onbekenden Broek in Waterlandschen Poëet, een ijverig voorstander van den roem zijner geboorteplaats, een getrouw beschrijver van de schoonheden daar te vinden. Hij is wel een weinig inconsequent; want nu eens hooren wij hem zingen:
Hier roept men in verrukking uit:
Hoe schoon zijt gij, Natuur!
dan weder vertelt hij ons, dat Natuur hier bedroevend suft. Maar overigens, gij kunt staat op hem maken:
De waarheid is zijn staf.
Of hij ook Dichter geboren is, daaraan kan wel niemand twijfelen bij het lezen van dergelijke verhevene regels:
Bij de inkomst leest men op een bord,
('t Geen hier niet woordlijk staat:)
‘Niet vóór de zon in 't oost verschijnt,
Noch nádat zij in 't West verdwijnt,
Rook' men een pijp op straat!
Des daags bedekke een goede dop
De pijp, uit vrees voor brand!
Ook word' hier, uit voorzigtigheid,