en het Rijks-archief. Naar het Hoogduitsch van F. von Raumer. Iste Deel. 's Gravenhage, bij J. Kips, J.H.Z. 1838. In gr. 8vo. X en 256 Bl. f 2-25.
In dit werk, met een afbeeldsel van maria, op haar zestiende levensjaar, versierd, vindt men bijdragen tot hetgene de Schrijver over het voorgestelde onderwerp reeds medegedeeld heeft in zijne Briefe aus Paris en in zijne Geschichte Europas; en ten opzigte van zijne bedoeling en handelwijze zegt hij, bl. 2, 3: ‘Ik zal mij ook thans, gelijk vroeger, beijveren, om, met de grootste onpartijdigheid, uit eenige bekende en gedrukte, zoowel als uit vele onbekende en nietgedrukte bronnen, de wederzijdsche betrekkingen tusschen elisabeth en maria zoo veel mogelijk op te helderen.’ De form van brieven aan eenen vriend, die hij hiertoe gekozen heeft, is slechts een zwak voertuig der zaken, dat weinig uitkomt, en even zoo goed hoofdstukken had kunnen genoemd worden. In het bijeenverzamelen van zulke stukken, en het trekken van gevolgen uit dezelve, zal het vooral aankomen op de echtheid der bronnen, waaruit de verzamelaar geput, op de volledigheid, waarmede hij daarvan gebruik gemaakt, en op de onpartijdigheid, waarmede hij daarin gehandeld, en besluiten daaruit afgeleid heeft. Rec. vindt zich niet in staat, om over de twee eerste punten ten opzigte van dit werk te oordeelen, maar wil naar billijkheid en liefde vooronderstellen, dat het daarmede in orde is; doch wat de onpartijdigheid betreft, deze durft hij den Schrijver niet zoo onbepaald toekennen, want deze toont (zoo komt het hem ten minste voor) steeds blijken van vooringenomenheid tegen maria en voor elizabeth. Vele berigten zijn ontleend uit brieven van den Engelschen Ambassadeur randolph bij de Schotsche Koningin; maar is hij wel zoo onbepaald te vertrouwen, daar hij zich, ja, wel somtijds
eenigzins gunstig over haar uitlaat, maar er toch steeds op uit is, om de kwade geruchten omtrent haar, ook de onzekerste en ongerijmdste, en die van geen politiek belang waren, aan den Engelschen Minister cecill over te brieven? en bij von raumer vindt men, ten minste naar Rec8. gevoel, maar al te zeer eene neiging, om alles ten ergste op te vatten, en ten nadeele van maria te gelooven en uit te leggen. - Dat maria dwaasheden, groote dwaasheden en verkeerdheden begaan heeft, wie zal dit, onbe-