Grondbeginselen van Zedekunde en algemeene Wereldkennis, eenigzins vrij bewerkt naar de Principes philosophiques van den Kolonel de Weiss. Naar het Fransch. IIde of laatste Deel. Te Groningeu, bij J. Oomkens. In gr. 8vo. 420 Bl. f 3-:
Dit tweede Deel van het werk, dat wij in No. 2 voor 1836, bl. 73 e.v., aangekondigd en beoordeeld hebben, bevat de volgende verscheidenheid van onderwerpen: Schets van een' Wijze, kennis, schoone Kunsten, ondervinding, zelfbeoordeeling, Burgermaatschappij, oorsprong der Maatschappijen, voortgang der Staatsbesturen, vergelijking der onderscheidene Regeringsvormen, wetten, vrijheid, misdrijven en straffen, zeden, uit een staatkundig oogpunt beschouwd, weelde, de Vorst, de Burger, de Raadsheer, de Geestelijke, de Krijgsman, de Natuurlijke Godsdienst, er is een God, Gods eigenschappen en volmaaktheden, onsterfelijkheid, eerdienst, dood, graf, wijsgeerig ontwerp. - Bij het doorlezen van dit Deel is Rec. in zijn oordeel, over het eerste geveld, ten volle bevestigd geworden; en hij zou dus op nieuw dergelijke stalen, als te voren, zoo wel van het goede, degelijke en juiste, als van het veelzins verkeerde, oppervlakkige en overdrevene, dat er in voorkomt, kunnen te voorschijn brengen; maar hij acht dit, na al het toen gezegde, overtollig, te meer, daar hij op nieuw reden gevonden heeft, om niet zeer hoog met dit werk te loopen. - Bovendien heeft hij blijken aangetroffen, dat het oorspronkelijke alles behalve nieuw is, maar integendeel eene halve eeuw oud, daar op meer dan ééne plaats, waar de Schrijver van gebeurtenissen of plaats hebbende zaken zijns tijds gewag maakt, onderaan het jaartal 1785 aangeteekend staat. Het oude of nieuwe doet nu wel op zichzelf
niets tot de waarde eens werks; maar men verlangt en verwacht toch met reden, dat in een zoodanig werk, dat thans als nieuw zijnde vertaald en uitgegeven wordt, aanmerking genomen zij op hetgene, dat er met den voortgang des tijds, ten opzigte der daarin behan-