Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1839
(1839)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijOver de Gevangenissen in Nederland. door L.G. Bouricius, Lid der Commissie van administratie over de Gevangenissen te Leeuwarden. Te Leeuwarden, bij L. Schierbeek. 1838. In gr. 8vo. 131 Bl. f 1-:De betrekking, door den Heer bouricius bekleed, geeft hem voorzeker gereede aanleiding tot het verkrijgen van eene grondige kennis van het Gevangeniswezen hier te lande; en dat het den Schrijver geenszins aan kennis daaraan en een rigtig oordeel over hetzelve ontbreekt, daarvan kan dit werkje menige voldoende proeve opleveren. Met eenig leedwezen merkten wij, echter, in dit geschrift, eene zekere ligt- | |
[pagina 113]
| |
geraaktheid des Auteurs op, naar 't schijnt veroorzaakt door de plaatsing van een, in de Fransche taal opgesteld, artikel, in No. 12 van het Journal de la Haye, den 14 Jan. 1838, opgenomen, en waarin, naar het gevoelen van bouricius, de gesteldheid onzer Gevangenisinrigtingen in een te gunstig licht was geplaatst, en hetgeen men voornemens is te doen als reeds bestaande werd voorgesteld. Insgelijks was in het bedoelde artikel weinig of geene melding gemaakt van de verbeteringen, die vroeger reeds te Leeuwarden waren voorhereid of tot stand gekomen, en verzuimt de Schrijver niet, dit, waar zulks voegt, te doen opmerken. Het geheel verkrijgt door dit verschil van begrip en het bestrijden van eens anders gevoelen eene min behagelijke kleur. Want, alhoewel de bescheidenheid des Auteurs zijn werkje niet in een twistschrift heeft doen ontaarden, zoo misten wij toch ongaarne, hier en daar, die kalmte, die tot het opmaken van een geheel onpartijdig oordeel, in belangrijke aangelegenheden, onzes inziens, noodzakelijk is. - Ondanks deze opmerking, bevat dit opstel zeer veel, dat door een ieder, die met Gevangenissen en Gevangenen in eenige betrekking staat, met belangstelling en nut zal worden opgemerkt, en dit te meer, daar het, in ons Vaderland, aan dergelijke geschriften ontbreekt. Met opzigt tot het publiek zijn wij van een ander gevoelen; niet omdat het nevens ons liggend boek niet veel wetenswaardigs bevat, maar omdat de kennisneming daaraan, bij het publiek, weinig of geen nut kan stichten. Behoudens beter oordeel, hadden wij het doelmatiger gekeurd, wanneer de Heer bouricius zijn opstel, en het resultaat zijner ondervinding en overtuiging, ter kennis had gelieven te brengen van de Hoofdadministratie der Gevangenissen, zonder zich daarbij te begeven in eene wederlegging van het artikel in het Journal de la Haye; aangezien het toch niet kan ontkend worden, dat de schermutseling tegen gezegde artikel, in het wezen der zake, gerigt is tegen hetgeen er, naar het stelstel van 1821, door het Gouvernement, verordend of nagelaten, gedaan of niet gedaan is. Wij achten ons niet bevoegd, om tusschen bouricius en D.T.G. te beslissen; dan evenmin kunnen wij de redenen beoordeelen, die de handelingen der Hoofdadministratie hebben geleid; en het schijnt ons, uit dezen hoofde, eenigzins gewaagd, om, naar aanleiding van een, blijkbaar voor het buitenland vervaardigd, vlugschrift, in eene openlijke | |
[pagina 114]
| |
beoordeeling te treden van zaken, wier beleid, welligt door ons geheel onbekende omstandigheden, gewijzigd is geworden. De juiste denkbeelden en opgeklaarde begrippen, welke de Schrijver, op vele plaatsen van zijn werk, doet uitkomen, (afgescheiden van verschillen over hetgeen er al of niet verrigt is, gedaan of niet gedaan had behooren te worden) beschouwen wij allezins waardig, om aan de kennisneming van het Gouvernement te worden onderworpen; en wij vermeenen te mogen vooronderstellen, dat aan derzelver mededeeling, bij hetzelve, eene niet onwelkome ontvangst zou zijn te beurt gevallen; welkomer zeker, dan op de wijzewaarop de Schrijver heeft goed gedacht zijne meening, voor het publiek, kennelijk te maken.Ga naar voetnoot(*) De Heer bouricius houde ons de openhartige uiting van ons gevoelen ten goede, en ontvange tevens onzen dank voor het wetenswaardige, dat dit geschrift (de geschillen met het Journal ter zijde stellende) ter onzer kennis bragt. Onder dat wetenswaardige behoort vooral de vermelding van den weldadigen invloed der klassisicatie. Wij willen die hier mededeelen: ‘Van October 1835 tot en met September 1836 toch, toen de klassificatie nog niet was ingevoerd, zijn in het geheel 765 dagen cachotstraf aan de gevangenen te Leeuwarden opgelegd. Van den 1 Januarij tot ultimo December 1837, slechts 548. Zij zijn derhalve 30 ten honderd verminderd. Hoe opmerkelijk dit ook zij, veel merkwaardiger nog is de strasverdeeling naar de klassen. Van 20 gevangenen der eerste klasse werden 11 gestraft met 112 dagen cachot: dus 55% met gemiddeld tien dagen straf. Van 100 der 2de klasse zijn 28 gestraft met 164 dagen: dus 28% met gemiddeld zes dagen. Van 220 gevangenen der | |
[pagina 115]
| |
3de klasse zijn 40 gestraft met 202 dagen: dus 19% met gemiddeld vijf dagen. En van de 160 der 4de klasse zijn 18 gestraft met 70 dagen: dus 11% met gemiddeld vier dagen. - Ziet men hierdoor niet, dat de klassisicatie op hechte grondslagen rust; dat zij niet willekeurig is, maar op daadzaken gegrond; dat het een weldadige maatregel is, die 160 van de 4de klasse buiten aanraking te houden met de meer bedorvenen van de 3de; dezen met de slechteren van de 2de, en deze laatsten eindelijk met het uitvaagsel, waaruit de eerste klasse is zamengesteld? Wij achten het althans overbodig te spreken, waar cijfers bewijzen.’ Nog eens herhalen wij hier: voor allen, die met Gevangenen en Gevangenissen in betrekking staan, bevat dit boek veel wetens- en behartigenswaardigs; maar het publiek is niet in de gelegenheid, daarmede eenige winst te doen; het kan alleen, met den bekwamen Schrijver, wenschen: ‘dat onze eerbiedwaardige, verlichte en regtvaardige Koning genoegen moge scheppen in het herdenken der weldaad aan zijn Volk geschonken door de hervorming van de Gevangenissen, bij het stelsel van 1821; en dat Hij dezelve moge bekroonen, door de laatste hand te leggen aan dit zoo belangrijk onderwerp, waartoe Deszelfs Besluit van 1820 den grond gelegd heeft.’ |
|