dat hier niet genoeg in acht genomen is. Wie, even als thans onze Landgenoot lublink weddik, het leven en bedrijf van luther beschrijft, die mag, ja moet daarin, zoo veel en zoo breed als de uitgebreidheid van zijn plan toelaat, alle of althans de voornaamste merkwaardigheden opnemen, welke dien in de Christelijke Kerk vermaarde Man kunnen doen kennen; maar wie eene Geschiedenis der Hervorming in de zestiende Eeuw beschrijft, bij deze moet die groote gebeurtenis hoosdzaak zijn, waarbij de woorden, bedrijven en lotgevallen der personen, die daarin het zij voor of tegen eene rol gespeeld hebben, niet tot in de kleinste bijzonderheden behoeven uitgeplozen, maar veeleer aangetoond behoort te worden, uit welke beginselen, door welke middelen, en onder welke mede- of tegenwerking der daarin betrokkene personen de Kerkhervorming tot stand gekomen is.
Voor het overige vindt Rec. ook door dit gedeelte dezes werks geene reden, om van zijn oordeel over hetzelve, dat hij in den vorigen jaargang van dit Tijdschrist, No. VII, bl. 273 en volgg., te kennen gegeven heeft, iets terug te nemen; gelijk hij tevens gaarne erkent, wederom hier en daar eene en andere goede opmerking tusschen het verhaalde ingestrooid gevonden te hebben. Bij sommige punten, waar hij zich met den Schrijver minder vereenigen kon, wil hij ditmaal niet stilstaan, en over de meestal zeer bekende en dikwijls beschrevene zaken thans niet uitweiden, maar zich met deze korte beschouwing vergenoegeu.