| |
1. Nederlandsche Muzen-Almanak voor 1839. XXIste Jaar. Te Amsterdam, bij J. Immerzeel, Jun. In kl. 8vo. 200 Bl. Bij Inteekening f 3-50. Buiten Inteekening f 5-:
2. Nederlandsche Volks-Almanak. VIIIste Jaar. Te Amsterdam, bij J.H. en G. van Heteren. In 12mo. 174 Bl. f :-75.
3. Geldersche Volks-Almanak. Vde Jaar. Te Arnhem, bij C.A. Thieme. In 16mo. 213 Bl. f :-75.
4. Zeeuwsche Volks-Almanak. IVde Jaar. Te Zierikzee, bij J. van de Velde Olivier. In 12mo. 224 Bl. f :-75.
5. Groninger Volks-Almanak. IIIde Jaar. Te Groningen, bij J. Oomkens. In kl. 8vo. 250 Bl. f 1-:
6. Utrechtsche Volks-Almanak. IIIde Jaar. Te Utrecht, bij J.G. Andrlessen. In 12mo. 198 Bl. f :-90.
7. Drentsche Volks-Almanak. IIIde Jaar. Te Koeverden, bij D.H. van der Scheer. In 16mo. 304 Bl. f 1-10.
8. Noord-Hollandsche Volks-Almanak. Iste Jaar. Te Amsterdam, bij J.P. Heukelom. In 16mo. 176 Bl. f 1-:
9. Almanak ter bevordering van kennis en goeden smaak. XIIde Jaar. Te Groningen, bij J. Oomkens, Jr. In kl. 8vo. 150 Bl. f :-40.
10. Schiedamsche Almanak. IIde Jaar. Te Schiedam, bij M. Goude. In kl. 8vo. 220 Bl. f 1-:
11. Jaarboekje van de Regterlijke Magt in het Koningrijk der Nederlanden. Iste Jaar. Te Gorinchem, bij J. Noorduyn. In kl. 8vo. 220 Bl. f 1-50.
| |
| |
12. Almanak tot gezellig onderhoud. IIde Jaar. Te Deventer, bij A. ter Gunne. In 16mo. 206 Bl. f :-30.
13. Bijbelsche Almanak. Te Amsterdam, bij C.A. Spin. In 16mo. 63 Bl. f :-10.
14. Miniatuur-Almanak. IIIde Jaar. Te Utrecht, bij L.E. Bosch en Zoon. In 18mo. 158 Bl. f :-90.
15. Nuttige en aangename Tijdkorter in ledige oogenblikken. Door A. Hazelhoff. XXVIIste Jaar. Te Groningen, bij P.S. Barghoorn. In 16mo. f :-25.
16. Nieuwe Tijdkorter in ledige uren, of Almanak. Te Groningen, bij J. Hastenkamp. In 16mo. f :-25.
Eer wij tot eenig, schoon kort, verslag van bovengenoemde Almanakken komen, betuigen wij aan Redactiën en Uitgevers onzen dank voor de beleefdheid, ons bewezen, en het vertrouwen in ons gesteld, door de onverpligte heuschheid in de toezending er van ter beoordeeling. Mogten enkele andere Jaarboekjes ons met dat doel niet zijn toegekomen, wij willen vooronderstellen, dat zulks niet aan wantrouwen op onze onpartijdigheid moet worden toegeschreven; en ware dit onverhoopt zoo, luttel bekreunen wij ons deswege.
Een zestiental Jaarboekjes ligt dan weder voor ons, en nog is het slechts een gedeelte dergenen, bij wie de Almanak eigenlijk slechts het voertuig is van allerlei Mengelwerk. Bij zoo velen van allerlei prijs en grootte is het in ons Vaderland immers ieders eigene schuld, wanneer hij nog vragen moet naar zon en maan, naar eclipsen en watergetijden, naar kerkelijke feestdagen en wereldsche kermissen, naar posten en diligences, naar trekschuiten en stoombooten, kortom naar allerlei middelen om te weten den tijd van zaaijen en van reizen, van brieven verzenden en geld verkwisten. Voor het zoogenoemde Kalenderwerk houdt men No. 1, 4, 5, 9 bijzonder aanbevolen. No. 14 en 15 zijn meer eigenlijke Almanakken, en No. 11 mist dit geheel en al.
De Muzen-Almanak houdt, dank zij der moeite van den smaakvollen Redacteur, zijnen roem staande. Jammer maar, dat namen, als van tollens, kinker, lulofs, staring, spandaw, da costa, boxman, om geene an- | |
| |
deren te noemen, aan een Jaarboekje van dezen naam ontbreken! Aankomende Dichters, ten deele reeds van elders, ten deele ook door den Muzen-Almanak bekend, ten deele voor het eerst optredende, vergoeden eenigzins dit gemis. Onder de besten van dit slag tellen wij: b.ph. de kanter, die hier, en althans niet minder in No. 4, eene zeldzame heerschappij over onberijmde Jamben aan den dag legt; adama van scheltema, wiens beurtzang: Psalm 68, door kracht evenzeer uitmunt, als zijn: Beschimp het meisje niet, een model is van teedere uitdrukking; p.n. arntzenius, de waardige Zoon des waardigen Zangers van het Besluit der achttiende Eeuw, die het in heerschappij over de taal en gekuischte uitdrukking ver kan brengen, en wiens vers: de Handschoen, vol geest en vernuft, dubbel waardig was hier te worden overgeplaatst uit den Studenten-Almanak van zijnen akademietijd (1828) te Utrecht. Van dien tijd gesproken, ongaarne misten wij hier burlage. - Het is ons, bij onze beperkte ruimte, onmogelijk, den bundel zelfs te doorloopen. Dat er niets gansch onverdienstelijks in gevonden wordt, daarvoor is de naam van den Redacteur genoegzaam borg. Een klinkdicht en een paar album-versjes van bilderdijk zullen welkom zijn, meer om den naam des als Dichter onsterfelijken, dan om den inhoud; en vele gedichten ademen eenen geest, of verheffen zich tot eene vlugt, die onzer vaderlandsche Muze eere aandoet. Het weinige, dat wij er om
zinledige bombarie of grillig gekozene eigene spelling (niet zelden bij jongelingen, die, met al hun geschreeuw, vast niet tot de geheime schuilhoeken onzer taal zijn doorgedrongen) zouden weg wenschen, willen wij liever den lezer zelven laten opzoeken. Een levensberigt van jan van walré is aan dezen jaargang toegevoegd; terwijl dezelve versierd is met het portret van j.p. hasebroek, twee muzijkstukjes en vijf plaatjes, van welke de Brief naar schmidt bijzonder treft door de waarheid van uitdrukking, en het Zeegezigt naar schotel met weemoed zal aanschouwd worden, bij de herinnering aan het pas verledene afsterven van den grootsten Hollandschen Zeeschilder der nieuwere tijden. Voor de plaatjes is het, nu gekozene, grootere formaat geschikter.
Den Nederlandschen Volks-Almanak zou onregt gedaan worden, als hij door zijne provinciale broeders verdrongen wierd. Daartoe is de inhoud te belangrijk en de uitvoering
| |
| |
te fraai. Het stukje: over het naïve, is wel geen uitgewerkt, aesthetisch stuk, maar, doordien het de verzameling is van eene reeks van anecdoten, voor een volksboekje te geschikter. Enkele, op den rand van het betamelijke, hadden wij (schoon wel ter zake dienende) uit dat oogpunt liever niet aangetroffen. Een paar stukjes van a. fokke, simonsz. strekken het bundeltje tot sieraad; ook de meeste der verzen, waarvan wij echter uitzonderen de vertaling van hebel's beroemde gedicht: Vergankelijkheid. Zij is op zichzelve niet geheel verwerpelijk; maar kende de Vertaler de uitmuntende overzettingen van tollens en gallé niet? De steendrukplaatjes zijn van backer; dit is genoeg gezegd: de zomernacht vooral is innig schoon.
Tot de provinciale Volks-Almanakken komende, moeten wij natuurlijk beginnen met den vader der overigen, den Gelderschen. Goede wijn behoeft geen krans. Het Geldersch Lied van staring was de muzijk waardig, die er op gemaakt en bijgevoegd is. Wij danken den Redacteur voor het medegedeelde oude Kerslied, dat, schoon alle denkbcelden wel niet van mysticisme vrij zijn, echter eene kostbare parel der oude Volkspoëzij is, en hier en daar niet voor vondel's: wij Edelingen, blij van geest, behoeft te wijken. Het verhaal Otho en Adelheid is uitmuntend geschreven. Baos Jochems raod op reis hier en daar wat scherp, voorts waar en goed. De Catechismus voor het volk van van dam van isselt ademt vernuft. De vertelling Wilhelmine B. is lief, schoon de geschiedenis niets verrassends heeft. Voorts, wij dingen niets af op des Redacteurs loffelijke bedoeling met het boekje: de Jenever erger dan de Cholera; maar, daar het onderwerp niet alleen in het Voorberigt, maar ook nog op vele plaatsen in het Mengelwerk ter sprake gebragt wordt, krijgt zulks eenigzins het aanzien van een stokpaardje, waardoor een gedeelte van het bedoelde nut zou kunnen verloren gaan. Het is een fraaije trek van zedelijke kieschheid in No. 10, dat het de zaak van den jenever niet in bescherming neemt op den schertsenden toon, waarmede van oosterwijk bruyn in No. 1 de Haarlemmermeerbaarzen tegen de droogmaking laat petitioneren. Maar om ons gevoelen uiteen te zetten, dat ten dezen de algemeene regel niet uit het oog verloren moet worden, bij bedoelde verbetering de zaak aan de andere zijde
niet te overdrijven - daartoe zou
| |
| |
eene Recensie van Volks-Almanakken eene zeer ongelukkig gekozene plaats zijn.
De Zeeuw komt in ouderdom het naast aan den Gelderschman. Ook hij blijft zijnen roem waardiglijk handhaven, en heeft door de opname van Kermissen en van den Reiswijzer gewonnen. De Kalender is naauwkeurig en zeer volledig. Wat het Mengelwerk betreft, het eerste daarin opgenomen stuk komt ons voor een Jaarboekje te lang en voor de lezers daarvan wat te veel in den droogen verhaaltrant geschreven voor. Ofschoon het gedicht Poëzij mede lang genoeg is, beantwoordt het echter ten volle aan den titel, en zou den besten Dichtbundel tot sieraad strekken. Terwijl zoo vele Dichters van veel minderen rang met hunne namen prijken, schijnt de vervaardiger van dit uitmuntend gedicht niet goedgevonden te hebben den zijnen bekend te maken. - Het stukje van de kanter, over de Bliksemafleiders, staat in een Volksboekje juist op zijne plaats, en wisselt het Geschied- en Oudheidkundige aangenaam af. De bijdrage van Mr. verbrugge over Zandenburg is belangrijk, en van een plaatje vergezeld, dat bewijst, hoe, osschoon de overlgen de steendrukkerij der Heeren backer eer aandoen, men echter die kunst ook in Zeeland niet ongelukkig beoefent.
Van het Zuiden onzes Vaderlands gaan wij naar het Noorden, naar Groningen. Ook hier is aard en waarde op denzelfden voet gebleven. Indien evenwel de Redactie zuiniger ware in het mededeelen van oudheidkundige stukken, die zich alleen door de stof, geenszins echter door den vorm aanbevelen, zou de Almanak er als Volksboekje niet bij verliezen. In het algemeen zouden de Almanakken onzer meer asgelegene provinciën, b.v. Groningen en Zeeland, niet kwaad doen, hun gewest in deszelfs tegenwoordigen toestand meer te doen kennen. Dat de Uitgever zich bij de uitvoering van het plaatwerk liefst tot zijne eigene drukkerij bepaalt, is niet onnatuurlijk. Het portret vanripperda over den titel is echter (wij moeten het zeggen) beneden het middelmatige.
De Utrechtsche Almanak schijnt maar niet op zijn slag te kunnen komen. Uit eene stad, waar zich zooveel vereenigt, hadden wij regt, iets beters en meer provinciaals te wachten. De tegenwoordige verzamelaar is daarvan overtuigd. De fraaije steendrukplaatjes uitgezonderd, bevat de inhoud al zeer weinig Utrechtsch. Het voorwerk, dat tot de naamlijst der Professoren toe bevat, is buiten bezorging des verzame- | |
| |
laars. Er wordt immers nog een Utrechtsche Studenten-Almanak uitgegeven? De Groninger deed beter, met alles, wat de Hoogeschool aangaat, buiten den Volks-Almanak te houden. Intusschen, het onderhavige Jaarboekje gaat niet achteruit. Eene Redactie, voorzien van de noodige kunde, en een Uitgever, die aan die Redactie de geheele bezorging overlaat, is een onmisbaar vereischte. Het boekje prijkt met een gedichtje van tollens, op muzijk gezet door ten cate.
De Drentsche is niet de minste der broederen, veeleer misschien een van de beste. Als eene navolgenswaardige bijzonderheid voor anderen teekenen wij aan de opgave van Drentsche idiotismen, zoo van woorden als van spreekwoorden. Opmerkelijk is het, dat sommige daarvan nergens, dan daar en in - Zeeland, gebezigd worden: wij noemen alleen nikstaart voor waterhoos; weteren (wateren) voor het vee te drinken geven. De brief van wijlen den kundigen Predikant heerspink over de Valther-brug bestrijdt het gevoelen van het Koninklijk Instituut op eene hoogst scherpzinnige en, naar het ons toeschijnt, volkomen overtuigende wijze.
Alle provinciën hebben nu hunnen Almanak, schoon de overigen, met name de Vriesche, Overijsselsche, Noordbrabandsche en Zuidhollandsche ons nog niet ter hand kwamen. Den Noordhollandschen melden wij voor het eerste aan. Wij willen hem, daar het plan eerst in Julij tot stand kwam, niet scherp beoordeelen. Er is zeer veel goeds in. Op de plaatjes valt niet te roemen, en tegenover den titel een meisjesportret te plaatsen in Zwitsersche kleeding is bij het eigenaardige van het Noordhollandsche kapsel eene al te grove zonde. Wij wenschen dezen over het geheel welgeschreven' Almanak eenen goeden opgang, nevens zijne broederen!
Het Departement Leens, der Maatschappij: tot Nut van 't Algemeen, leverde ook dit jaar een zeer bruikbaar Jaarboekje, welks Kalenderwerk en Reiswijzer (voor Groningen) niets te wenschen overlaat. De regtspleging van mepsche is niet zeer aangenaam geschreven. Wij hadden bij vollediger berigt gewenscht, dat de Schrijver het akelige eenigzins had ingekleed.
De Schiedamsche Almanak levert, behalve het gewone Kalenderwerk en de lijst der stedelijke ambtenaren, een Mengelwerk, dat de grootste stad tot eere zou strekken; goed
| |
| |
geschreven proza en goede (sommige zelfs uitmuntende) gedichten. Onder de laatsten zijn er b.v. de Jamben van meppers, die No. 1 eer zou aandoen. Schiedam heeft eer van zijnen Almanak.
Het Jaarboekje voor de Regterlijke Magt bevat de namen der leden van alle regterlijke Collegiën; van de Auditeurs-Militair; van de Notarissen, Solliciteurs, Advocaten en Procureurs. En als Mengelwerk, den Oorsprong van den Hoogen Raad van Holland, Zeeland en West-Friesland, benevens eene Lijst van deszelfs Presidenten, Raden en Ministers. Van dit een en ander heeft men een vervolg te wachten in den volgenden jaargang, waarin zullen voorkomen de namen der Ambtenaren van het openbaar Ministerie bij de Kantongeregten, alsmede de vermelding der talen, voor welker vertolking ieder beëedigd Vertaler is toegelaten. De opgave der plaatsen, onder ieder Kantongeregt ressorterende, in een nuttig bijvoegsel, en het geheel geredïgeerd door den Griffier bij de Arrondissements-Regtbank te Gorinchem, a.s. ten hagen, jz.
De Almanak tot gezellig onderhoud is een uiterst goedkoop, zeer net gedrukt boekje, welks aankoop zich niemand zal beklagen, en dat eene onderscheidende aanmoediging verdient, omdat het door den buitengewoon lagen prijs voor ieder verkrijgbaar is.
De Bijbelsche Almanak, uitgegeven door het Nederlandsch Godsdienstig Tractaatgenootschap, is bekend genoeg, en stichte ook nu veel nut!
Het Miniatuur-Almanakje, met bevallige prentjes en verdienstelijke dichtstukjes, enz. alles in een' regt behagelijken vorm gehuid, is zijne plaats in de reticule onzer jonge Dames allezins waard.
Ook de beide laatst opgegevene Jaarboekjes kunnen, vooral onder mindere standen, aan het doel beantwoorden. Die van vader hazelhoff wenschen wij, om meer dan ééne reden, dat veel gekocht en gebruikt worde. Hij verdient achting, al ware het alleen omdat hij een der eerste ijsbrekers is geweest tegen de zedelooze Almanakken van vorigen tijd. Wat wij er uit overnemen, kenschetst hem volkomen:
Die 't Nieuwe Jaar begint met God,
En deugdrijk tracht te leven,
Die kan gerust zijn weg en lot
|
|