eenige verwikkeling aangelegd, als zoodanig niet veel beteekene, houdt het werkje de aandacht goed gaande, en moge iets toebrengen, om, naar het motto uit van alphen, aan het nakroost eerbied voor Hollands helden in te boezemen. De Schrijver, wien wij bij deze gelegenheid minder snelle uitgave en meer bedaarde beschaving zijner werken aanraden, had, vooral omdat dit de eenige, schoon zwakke knoop in zijn verhaal is, den naam van zijnen held beter moeten verbergen. Na den twist met de twee studenten kan een kind raden, wie hij is. Op weinige seilen slechts tegen het kostuum hebben wij gestooten. Onder anderen betwijfelen wij, of de dochter van rabenhaupt hare moeder wel Mama zal genoemd hebben, bladz. 131, 132; gelijk ook, of de stuurraderen aan de schepen, bladz. 15, niet van eene latere uitvinding zijn.
Met dat al bevallen ons dergelijke geschiedkundige tafereelen hoe langer zoo minder. Waarheid en verdichting worden te veel dooreengemengd, en dit achten wij hoogst schadelijk bij den tegenwoordigen stand van de beoefening der vaderlandsche Geschiedenis. Het valt niet te ontkennen, dat de smaak voor die beoefening althans niet aanwakkert, en zich maar al te veel bepaalt bij tafereelen, die, zoo ze al niet, gelijk in dit boekje, op het gebied van den Roman treden, hoogstens brokstukken doen kennen, bij welke, bedriegt ons onze opmerking niet geheel, men het in onze oppervlakkige dagen, voor de beoefening der vaderlandsche Geschiedenis, zonder overzigt van het geheel, berusten laat. De Romanschrijver doet, naar onze overtuiging, best met zich op het terrein der eigenlijke Geschiedenis niet te begeven. Wij zijn hem daarentegen dank schuldig, wanneer hij de zeden en gewoonten eens tijdvaks leert kennen, historische personen liefst zoo weinig mogelijk op den voorgrond plaatsende.
In dit opzigt achten wij den Roman: Walfoort eene welgelukte proeve. De ons onbekende Heer van noothoorn heeft gedaan, wat wij meenen, dat elk jong Schrijver moest doen, eer hij zijnen eersteling in de wereld zond. Hij heeft zijn opstel ter lezing gegeven aan iemand, wiens kunde en goeden smaak hij meende te kunnen vertrouwen, ten einde te vernemen, of het stuk al dan niet verdiende het licht te zien. Het oordeel van den Hoogleeraar lulofs was gunstig en aanmoedigend. Van de gegronde aanmerkin-