Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1839
(1839)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijTheoretisch-practisch Handboek der algemeene en bijzondere Heelkundige Instrumenten- en Verbandenleer, of der werktuigelijke Geneesmiddelleer, ten gebruike bij Voorlezingen of zelfonderrigt, met toepassing op het Leerboek der Heelkunde van Chelius; bearbeid door F.A. Ott, Doctor in de Wijsbegeerte, Genees-, Heel- en Verloskunde te Wollnzach, enz. Naar de derde geheel omgewerkte en zeer vermeerderde uitgave zijner Afbeeldingen en Beschrijving der voornaamste oudere en nieuwere heelkundige werktuigen en verbanden, vertaald door A. Potgieter, Heel- en Verloskundige te Leiden. Met Platen. VI Afteveringen. Te Rotterdam, bij P.H. van den Heuvell. In gr. 8vo. 543 Bl. f 14-:Toen de eerste uitgaaf van dit werk het licht zag, onder den oorspronkelijken titel: Lithographische Abbildungen nebst Beschreibung der vorzüglichsten ältern und neuern chir. Werkzeuge und Verbände, enz. München 1829, werden tegen hetzelve belangrijke bedenkingen geopperd. Prof. blasius, te Halle, schreef eene beoordeeling, (Kritisches Repertorium, B. 27. H. 2. S. 197, Berlin 1830) in welke den Schrijver talrijke misstellingen werden aangewezen. Hij schijnt die aanmerkingen niet euvel geduid, maar zich die ten nutte gemaakt te hebben; zoodat deze vertaling, naar de derde geheel omgewerkte uitgave, in volledigheid gewonnen moet hebben. Dit blijkt ook uit de Voorredenen bij de drie uitgaven, alle door den Vertaler overgenomen. Bij derzelver lezing merkten wij op: daar ik de bewustheid met mij voere, voor omdrage, en benoeming voor naamgeving. Wij zullen, behalve deze, nog meerdere dergelijke misstellingen tegen onze taal moeten gispen. | |
[pagina 57]
| |
De Uitgever heeft het werk in zes Afleveringen gesplitst, met even zoo vele stellen Platen. Daar de drie eerste Afleveringen en een gedeelte der vierde het theoretisch gedeelte bevatten, zullen wij ons daarbij het eerst bepalen, om daarna het practische, 't welk met bl. 257 begint, te beschouwen; wanneer wij ook gelegenheid zullen vinden, over de platen te spreken. Wat den druk en de verdere uitvoering van het Handboek betrest, verdient de Uitgever allen lof, en heeft hij zich hier van zijne taak even loffelijk gekweten als bij het uitgeven der Ontleedkunde van lauth. Wij wenschen den Heer van den heuvell, - (die thans zijnen Boekhandel, op veel ruimere schaal dan vroeger, te Leijden drijft,) - door een goed vertier vergoeding en belooning toe, maar voeden deswege eenigen twijfel, omdat de vertaling ons voorkomt niet door eene dringende behoefte uitgelokt te zijn. Wij zouden bijna vooronderstellen, dat zij, voor welke het gebruik van dit boek berekend is en die het gereedelijk kunnen bekostigen, het oorspronkelijke even gaarne zullen gebruiken. Het theoretisch gedeelte begint, Hoofdst. l, met eenige noodzakelijke voorafgaande aanmerkingen; en zijn dit en eenige volgende Hoofdstukken als Inleiding tot het werk te beschouwen. Men kan in een werk over Verbanden en Instrumenten geen' zeer vloeijenden of bijzonder aangenamen stijl verwachten; intusschen in deze hier en daar zeer stroef uitgevallen. Strekke daarvan al aanstonds § 2 en 9 ten bewijze, in strijd met § 29, waar de Schrijver ten voorwaarde stelt, ‘bij de voordragt der werktuigelijke geneesmiddelleer steeds korte en duidelijke begrippen omtrent derzelver aanwending tevens te geven;’ vereischten, welke in deze §§ gemist worden, hetwelk bij de lezing dadelijk in het oog zal vallen. De logische orde, welke de Schrijver overal wil handhaven, is zeer te prijzen, maar geeft aan de behandeling der onderwerpen iets stroefs en gewrongens; want het verschil van werktuigen onderling is hier en daar te groot, om vele onder één hoofd te kunnen brengen. Ook omtrent het | |
[pagina 58]
| |
dynamisch en mechanisch gedeelte der heelkundige werktuigen valt nog al een en ander aan te merken. Wat beteekent, bl. 11, levensvermogens, en bl. 13 een redematig operateur? is dit eene juiste vertaling van rationeller? Tot § 22 en 23 gekomen, ontvouwt de Schrijver het plan, door hem gekozen en te volgen. In Hoofdst. 4 en 5 bepaalt hij de vereischten dergenen, die zich theoretisch of practisch met de beoefening der Instrumenten- en Verbandleer bezig houden. Hij vergt van beiden te veel, en schijnt dit ook later zelf gevoeld te hebben, gelijk dit uit Hoofdst. 50 blijken kan. Eene Eeuw brengt niet vele campers voort, die met vaardigheid smeden en opereren! Het in § 35 vervatte behoort mede tot het groot getal der niet ligt te vervullen wenschen. Tot Hoofdst. 9 wordt over algemeene eigenschappen der werktuigelijke geneesmiddelen gesproken. In dit Hoofdstuk behandelt de Schrijver de algemeene werkingen der werktuigelijke geneesmiddelen. Hier moeten wij eens vragen, of men het gebrekkig, scheef gegroeid ligchaam deszelfs voormaligen bouw weder kan geven? Men verbouwt het menschelijke ligchaam niet; vorm ware beter geweest. In § 43 verdeelt de Schrijver de werking der werktuigelijke geneesmiddelen in twee klassen; hij brengt tot de eerste: die zonder scheiding van den zamenhang, - tot de tweede: die door scheiding werken, en vervolgt dit onderzoek in eenige volgende Hoofdstukken en §§. De Schrijver behandelt in het 10de Hoofdst. het verband in het algemeen; brengt evenwel, van wege den rijkdom der stof, haar onder drie Afdeelingen, waarvan de derde wederom in drie Onderafdeelingen gesplitst wordt. De invloed, welken de oppervlakte des ligchaams op de aanlegging van het verband uitoefent, ook de dynamische invloed, dien het kan hebben, en de doeleinden van het aan te leggen verband, zijn de voornaamste onderwerpen dezer Afdeelingen. Niet zeer dui- | |
[pagina 59]
| |
delijk is evenwel de onderscheiding, welke in het opschrift der 2de en 3de Onderafdeeling wordt gemaakt tusschen organische deelen en dierlijke deelen. Wanneer men de uitvoerigheid, waarmede hier alles beschreven wordt, vergelijkt met de eenvoudigheid, welke mayorGa naar voetnoot(*) in praktijk tracht te brengen, waar ligt hier het juiste midden? Het 11de Hoofdst. is wederom te beschouwen als eene Inleiding tot de beschouwing der Geneesmiddelen (of der werktuigen), die door de scheiding van den organischen zamenhang werken. Het schijnt Dr. ott toe, dat de voorzorg, de Instrumenten vóór derzelver aanwending met olie te bestrijken, slechts bij eenige werktuigen en kunstbewerkingen te pas kan komen. Eenige jaren geleden vond in het Tijdschrift van hufeland eene Verhandeling hare plaats, hoofdzakelijk geschreven om deze voorzorg als bijna zonder uitzondering aan te prijzen. Hoe kunnen de gevoelens omtrent eene zeer eenvoudige zaak niet uiteenloopen!Ga naar voetnoot(†) In het 12de Hoofdst. gaat de Schrijver tot de behandeling der scheidende werktuigen over, door hem vroeger onder de tweede klasse gerangschikt. De stekende werktuigen, de naalden met derzelver onderverdeelingen; slagaderbreuknaalden, setonnaalden, hazelipnaalden, vinden hier hare plaats. Volgen in H. 13 de stiften, H. 14 de scherpe haken, H. 15 de troisquarts, H. 16 de lancetten, wederom in meerdere Onderafdeelingen beschouwd. Wanneer de Schrijver op bl. 63 en verder van tanden van het mes spreekt, had er wel bij opgemerkt mogen worden, wanneer men hetzelve door een vergrootglas ziet, zoo als de Schrijver daar later, § 134, op terugkomt; want welk onderscheid is er nu tusschen | |
[pagina 60]
| |
het mes en eene zaag? Wat zijn groevenvormige verdiepingen, bl. 67? De 6de Afd. bevat de bistouriën met derzelver onderverdeelingen; de 7de scalpellen; de 8ste de messen; de 9de beitels. De beitels zijn het onderwerp van het 20ste Hoofdst. onder de 9de Afd., die nog korter hadden kunnen behandeld worden, dewijl derzelver aanwending door het afnemen der leden uit de gewrichten meer en meer zal verdrongen worden. In het 21ste Hoofdst. behandelt de Schrijver de schrapwerktuigen; de schrapijzers, de vijlen, de zagen zijn daarvan onderafdeelingen, waardoor dit gedeelte zeer uitvoerig wordt, want de Schrijver moet hier tot over de trepaankrooner spreken. Dewijl op bl. 123, bij het vermelden der schijfzagen, van savignys (niet savygni, zoo als op meerdere plaatsen gelezen wordt) zaagmachine wordt gesproken, zonder eenig gewag te maken van het werktuig van heyne, zoude men vooronderstellen, dat dit werktuig den Heere ott niet genoeg bekend is geweest, om er hier reeds melding van te maken; want indien savigny de eer der vinding alleen mogt toekomen, hetwelk sommigen beweren, zoo heeft heyne ten dezen ook zijne verdienste. Het werktuig zelf schijnt tot dusverre niet aan de opgevatte verwachting te voldoen; althans men ziet verlangend onpartijdige oordeelvellingen, op ondervinding gegrond, te gemoet. De naam van jeffray, bl. 116, moet gelezen worden jeffrey. Van H. 25 tot 31 behandelt de Schrijver de verschillende hefboomen, en in H. 25 en 26, in twee onderverdeelingen, de eenvoudige en dubbele hefboomen. Deze Hoofdstukken, welke uit den aard van het onderwerp eenigzins droog moesten worden, missen ook hier en daar de noodige helderheid; terwijl de Schrijver hier vooral in herhalingen vervallen is, getuigen onder anderen § 157 en 158. De scharen zijn het onderwerp van H. 27; de tangscharen van H. 28, en de pincetten van H. 30. Het is vooral bij de pincetten, dat de vaardigheid van den maker kan blij- | |
[pagina 61]
| |
ken uit de veerkracht, welke hij aan de armen weet te geven. Dit is schijnbaar eene geringe zaak, en toch is het eene zeldzaamheid, een deugdelijk pincet te vinden, wanneer men de aandacht van den werkman daarbij niet bijzonder bepaald heeft. In H. 31 worden de canullen of buizen, in de Heelkunde gebruikelijk, behandeld. Voor niet aangegrepen, bl. 171, ware beter geweest niet aantastbaar, en voor ontoegeeslijk middel, een niet gemakkelijk te verbuigen stijl of draad, zoo als dit in § 195 beter uitgedrukt is. Ten opzigte der veerkrachtige catheters had wel iets meer kunnen gezegd worden. H. 32 spreekt van de spuiten, 33 van de sondes, 34 van de spadels, en 35 van de brandijzers. De Schrijver eindigt dit gedeelte van zijn werk met de aanmerking, § 208, dat er veel wankelbaars blijft in de verdeeling der werktuigen.
(Het vervolg hierna.) |
|