zeker de schildering van het wederzien door eenen vader, die drie jaren afwezig is geweest van zijne beide regt beminnelijke dochters, en de aandoenlijk treurige geschiedenis der blaauwoogige Maria. Voor zulke passages ontslaan wij, met Amarante, den Schrijver van het ontraadselen van den droom van den zeehond, en zouden daarvoor de salon met dansende ligtekooijen gaarne willen missen, waarin, regt zonderling, de Duivel, die zoo wat de spiritus familiaris van rellstab is, voor zedemeester speelt. Het meeste, echter, heeft zich over den
sentimentelen reiziger te beklagen een geestelijke te Bremen, van wien de Schrijver toch niets ergers weet te verhalen, dan dat de man een' bruinen overrok draagt. Hij kan niet zwijgen van den reuk van 's mans heiligheid. Hij beschrijft zijnen gang als den tred van een pakpaard. Zelfs het afdak van zijnen breedgeranden hoed blijft niet ongemoeid. ‘Zijn Weleerwaarde ziet er uit alsof hij eenen zalvenden liefdekus wil geven.’ Uitgezocht zijn de namen, die hem door den zoogenaamd-geestigen Schrijver gegeven worden: ‘De heilige, de Bremer heilige, de heilige Bremer, de heilige van de Wezer, de Bremer kerkvader, het Bremer kerklicht, de Bremer schijnheilige, de Hanzeatische heilige, de geestelijke troost, de heilige man, de man Gods, de Wezer prelaat, de kalchas uit Bremen.’ Eilieve, Heer Vertaler, is dat nu het sentimentele, ‘hetwelk onze verdienstelijke r. feith, in zijne Leerzame Brieven en in vele geestrijke uitvloeiselen zijner eigene gevoeligheid, zoo waardig als gepast verdedigd heeft’? Is dit nu ‘eene hand aan den weg, om het onderscheidende oordeel en den kieschen smaak wél te leeren en te leiden in hetgene men tegen het ontuig, dat men te regt verwerpt, altijd te eerbiedigen en te volgen hebbe’? - Maar, eer wij scheiden, nog een enkel woord: Wat is een vloerketel, een hemelsdom? Wie heeft u op de mouw gespeld, dat cameriera eene geestelijke kamerjuffer is? Van waar komt dit adjectivum? Is dit de vertaling, van welke gij eene ‘meer dan vergankelijke belooning’ verwacht? Verkiest ook al de eene of andere Recensent aanmerkingen te maken op uwen ‘niet altoos gemakkelijken
arbeid,’ houd u dan aan den stelregel:
Die trekt, zwijgt christlijk stil, en neemt getroost het geld.