Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1838
(1838)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 701]
| |
Mengelwerk.Aanmerkingen over het katholicismus.(Allg. Kirchen-Zeitung.)
Onder den titel: Madonna, Unterhaltungen mit einer Heiligen, is in 1835 te Leipzig een Roman uitgekomen. De Schrijver, theod. mundt, maakt daarin ook aanmerkingen over het wezen der R.K. Kerk en over het Katholicismus, waarbij de Heer bretschneider de zijne voegde. Wij willen onzen Lezeren het een en ander daarvan mededeelen, waarbij, gelijk in meer andere zaken, ons de gewijde spreuk ten rigtsnoer was: Beproef alle dingen, en behoud het goede!
De oneindigheid der aan de Gothische bouworde eigene perspectiven in het onbegrensde en bovenaardsche (Jenseitige), waardoor in vroegere eeuwen de naar het hemelsche reikhalzende geest des Christendoms zich verhief, wekt mij meer op tot grootsche gedachten, dan dat dezelve eene bepaalde gedachte in mij doet ontstaan. Het is eene zinnelijke oneindigheid, welke alzoo ook in hare werking daarin met de muzijk overeenkomt, dat zij meer eene stemming tot nadenken veroorzaakt, dan eigenlijke gedachten voortbrengt. Deze bouwkunst is de in bedwelmende vormen opwaarts zwevende godsdienstige aandacht, die tot den Onbegrijpelijken zich verheft; en zoo verbindt dezelve zich met de kerkmuzijk, om de mystiek der R.K. Godsdienst voort te brengen. Het Katholicismus is de Godsdienst der kerk - het heeft de kerk tot zijn geloof en tot zijne aandacht noodig. Onder den vrijen hemel, waar alleen de heldere lucht van Gods wereld schijnt en daagt, zoude het niet kunnen bestaan; want de heilige handelingen, die deszelfs | |
[pagina 702]
| |
eigenlijke wezen uitmaken, zijn aan de gewelven der kerk, aan altaar en kapel, aan misgewaad, biechtstoel en waskaars verbonden. Hetzelve heeft de bouwkunst der zigtbare kerk, de schemering der zuilengangen, de verdieping der kruisgewelven noodig, om alle zijne berekende en kunstige werkingen te doen - om in de week vóór Paschen nu eens door plotseling veroorzaakte duisternis, dan weder door allengs toenemende verlichting aan de heilige voorstelling der Lijdensgeschiedenis datgene te geven, wat op zinnen en verbeelding een' krachtigen indruk kan maken. Het heeft eene zigtbare kerk noodig, om Katholicismus te zijn. Het is hiermede gesteld als met de Legitimiteit, welke eenen zigtbaren troon noodig heeft, om Legitimiteit te zijn. Het Katholicismus is de Godsdienst der bevallige leefwijze voor God - de Godsdienst der schitterende vormen in de aandacht. Daar bestond eens zeker Pietismus, dat tot eene hoogst vertrouwelijke, ik zou wel haast zeggen burgerlijk-gemeenzame, betrekking tot den lieven God leidde. Dit was de Huispostillen-tijd, de Morgen- en Avondgebeden-periode in de Theologie. Het Katholicismus heeft nooit zoodanig Pietismus kunnen voortbrengen, dat integendeel een eerste gevolg is van het Protestantismus, hetwelk de romantische vormen der Godsdienst had verbroken; terwijl het in dien tijd nog ontbrak aan kracht, om de verlorene verhevenheid der kerk door de nog grootere verheffing van den geest te vergoeden. Het Katholicismus, die Godsdienst der fraaije vormen, heeft intusschen altijd iets edels en adellijks, iets bekoorlijks en aantrekkelijks in zijne aandacht behouden. De kerk werd tot troonzaal des Allerhoogsten; men ontsteekt voor God lange, feestelijke waskaarsen; de Priester trekt een prachtig gala-kleed aan, en weet eene menigte buigingen te maken, wanneer hij zich voor het altaar plaatst; schelletjes klinken; de schitterende altaarkas (Monstranz) wordt vertoond, en de ommestaande schare der geloovigen stort aanbiddend neder of buigt zich diep met eenen huldigenden groet. Alles | |
[pagina 703]
| |
draagt het kenmerk van eene feestelijke bijeenkomst, en de vroomheid volgt stiptelijk alle de voorschriften van het ceremonieel. In het Katholicismus is God als de zigtbare Koning der wereld gedacht, en de kerk als zuil en zetel van Zijnen troon. Daar gaat de Katholiek in de telkens openstaande kerk, wanneer hij zijne ziel tot God verheffen wil; maar de inwendige dienst van den geest, waarbij slechts de gedachten knielen en bidden, zonder dat ze noodig hebben de kerk te zoeken, ligt eigenlijk buiten zijne Godsvereering. Daarom wordt in de R.K. Kerk God als Koning, en niet als Geest, gediend. Bij het Katholicismus ligt een monarchaal beginsel tot grondslag; en, terwijl hierbij het eerbiedig aannemen der traditie, benevens het begrip van de onveranderlijkheid der Kerke, komt, wordt het uit den aard der zaak zelve blijkbaar en als aanschouwelijk, hoe Katholicismus en Legitimiteit elkander steeds in de hand gewerkt hebben. Daarom zijn er voor het Katholicismus even zoo min, als voor de Legitimiteit, wetten der beweging. Zij zijn van nature onveranderlijk; en, terwijl alles, blijkens Geschiedenis en ondervinding, beweegt, kunnen dezelve de Geschiedenis en beweging niet anders beschouwen, dan als afval van hun eigen bestaan. In Frankrijk was het Katholicismus reeds lang begonnen te wijken voor de beweging; in Frankrijk, hetwelk de eerste krijgsbenden tegen de Legitimiteit op het tooneel der Geschiedenis geplaatst heeftGa naar voetnoot(*). Zoodra het Fransche volk zich het denkbeeld had eigen gemaakt, dat hetzelve het volk der beweging zijn moest voor de nieuwere tijden, werd het ook noodzakelijk, het begrip van Staatsgodsdienst op te heffen in den lande. Het Katholicismus, de Godsdienst der Legitimiteit, kon niet meer Godsdienst zijn van den aan de beweging overgegevenen Staat. Zoo werd het denkbeeld der opheffing van Staatsgodsdienst het eerst bij de Franschen levendig; doch om geene andere reden, dan omdat deze Godsdienst | |
[pagina 704]
| |
van Staat het Katholicismus was. In het op gelijke staatkundige instellingen berustende Engeland, alwaar de heerschende Kerk eene Protestantsche is, blijft het begrip van Staatsgodsdienst nog steeds voortduren.
Dusverre mundt. Hooren wij thans bretschneider!
De Heer mundt heeft wel gelijk, als hij zegt, dat het Katholicismus alleen voor groote Gothische kerkgebouwen past. Zoo is het werkelijk. Hieruit volgt, dat het Katholicismus eigenlijk eene Godsdienst voor kathedraalkerken is, niet voor kerken in kleine steden of op dorpen, welke niets van die oneindigheid der Gothische bouwkunst hebben. Hetzelve is de Godsdienst voor rijke steden, voor rijke abdijen en kloosters; derhalve de Godsdienst voor weelde, en een kerkelijke vorm, welke niet past voor het wezen des Christendoms, dat de behoeften van alle menschen, met en zonder Gothische kerken, bevredigen moet. De Heer mundt heeft gelijk, als hij zegt, dat het Katholicismus niet voor het gewelf van den vrijen, lichten hemel past, maar aan muren, kruisgewelven, altaren, misgewaden, waskaarsen enz. verbonden is. Ja, hetzelve past niet voor het heldere, liefelijke kerkgebouw, dat geenszins in sentimentele overspanning, maar inderdaad, den aanblik van het oneindige geeft - voor dat verhevene luchtgewelf, hetwelk niet bij dag door waskaarsen en lampen, maar door den glans van Gods werelden verlicht wordt, en waar niet priesterlijke misgewaden met ontleenden glans schitteren, maar de prachtige gordel van den Orion en verhevene Melkwegen. Bij den aanblik van dezen tempel gevoelt men in waarheid des Scheppers oneindige grootheid; maar gevoelt ook, dat geen aardworm zich mag vermeten, de Stadhouder des Oneindigen op aarde te willen zijn en de sleutelen des Hemels te hebben, of in het sakrament den Godmensch voort te brengen. Zoo nu de R.K. Godsdienst de alleen ware is, dan had vader abraham, als hij naar | |
[pagina 705]
| |
de ontelbare sterren opzag en de nabijheid des Scheppers gevoelde - dan had de Psalmist, als hij, in geestverrukking opgetogen door het aanschouwen van de werken des Heeren, zong: Heer! hoe groot zijn uwe werken! enz., óf geene Godsdienst óf althans niet de regte Godsdienst. Daar nu jezus, de Apostelen, en de Christenen in de eerste eeuwen, geene Domkerken, geene missen of misgewaden, geene kaarsen of biechtstoelen hadden, waren zij ten minste geene Katholieken. Ja, de Heer zelf had dan ongelijk, dat Hij de Samaritaansche vrouw daarop verwees, dat men God niet in tempelen, maar in geest en waarheid moet vereeren. Hij had dan behooren te antwoorden: De ware Godsdienst kan alleen in prachtige tempels gedijen; en zie, daar komt een tijd, dat men in Rome, Milaan, Staatsburg, Maints, Parijs enz. nieuwe tempels zal bouwen, waarin de ware Godsdienst alleen zal plaats hebben! De Heer mundt heeft gelijk, als hij zegt, dat het Katholicismus de Godsdienst der bevallige leefwijze voor God is. Het heeft de Mozaïsche wijze van Godsvereering, die christus wilde afschaffen, weder verlevendigd. Daar verschenen ook de Priesters in prachtig feestgewaad. (II Moz. XXXIX.) De Hoogepriester had, in plaats van de altaarkas, het schitterend borstschild, en aan den zoom van zijn gewaad klonken schelletjes - daar brandden ook lampen, daar dampte wierook (II Moz. XL:24 en volg.) - daar was ook het offeren hoofdzaak, gelijk in de Roomsche kerken het misoffer. Noch het N. Verbond, noch de oudste Kerkvaders maken eenige melding van al deze zaken. De Apostelen integendeel noemden (Hand. XV) eene zoodanige leefwijze voor God een' ondragelijken last, en paulus deed aan de Christenen te Rome en in Galatië de sterkste verzekering, dat zoodanige Hofgodsdienst niet regtvaardig maakt voor God. De Schrijver van den Brief aan de Hebreën zocht de Joodschgezinde Christenen van zijnen tijd gerust te stellen omtrent de afschaffing eener dus ingerigte Godsdienst. Hij had zich | |
[pagina 706]
| |
die moeite wel kunnen sparen, en zeggen: Hebt geduld; de priestergewaden, de feestkleederen, de schelletjes, de brandende lichten enz. zullen wederkeeren, wanneer de gouden tijd der Middeleeuwen gekomen en de Dom van st. pieter in Rome gebouwd zal zijn! De Heer mundt heeft gelijk, als hij zegt, dat het Katholicismus nooit tot eene burgerlijk-gemeenzame betrekking tot God zal leiden, maar eene adellijke Godsdienst is, in welke God niet als Geest, maar als Koning gediend wordt. Want zoo bestaat het in waarheid. Het Katholicismus is ook hierin van den milden geest van christus tot den strengen geest der Mozaïsche Theokratie teruggegaan, en heeft zich niet de Apostelen, maar de Priesters en Levieten met hunne kleederen en tienden en afzondering van het volk, en vooral den Hoogepriester met diens veelvermogenden invloed tot voorbeeld genomen. Jezus sprak: Mijn Rijk is niet van deze wereld. Zien wij nu den Paus onder de Koningen der aarde, de Kardinalen onder de Vorsten, de Aartsbisschoppen en Bisschoppen onder de Graven en Vrijheeren - zien wij de Domstiften met derzelver tot stiften geregtigden Adel, zoo krijgen wij het beeld van eene adellijke Kerk, die eigenlijk alleen voor zoodanige voorname lieden bestaat, voor welke eene burgerlijk-gemeenzame betrekking tot het volk geheel niet past. Zien wij verder de onbepaalde magt, welke Paus en Priesterschap over het geloof en geweten der leeken beweren te hebben - zien wij den zoogenaamden Stadhouder Gods op aarde uitgerust met banbliksems, interdicten, poenitentiën en de verschrikkelijke wapenen van de regtbank der Inquisitie, die ter eere Gods van geen erbarmen weet, en herinneren wij ons dan, hoe vele duizenden op onmenschelijke wijze door den invloed van een Pauselijk PriesterdomGa naar voetnoot(*) verbrand, onthoofd, | |
[pagina 707]
| |
vermoord, uit hun vaderland verjaagd of in gevangenissen omgekomen zijn, dan moet men bekennen, dat het Katholicismus niet zoo geheel het denkbeeld van eene Koninklijke Godsdienst (Koningen zijn immers ook vaders van hunne volken?) verwekt, maar de voorstelling van heeren en slaven. Immers tegenover het priesterdom verschijnt de leek, hij zij hoog of laag, als een slaaf. Daar nu de Katholiek zijnen God toch wel naar deszelfs Stadhouder op aarde moet beoordeelen, kan hij niet vertrouwelijk tot God naderen; en wel te minder, omdat hij met zijne gebeden wordt verwezen naar de Heiligen, (als naar den hofstoet des Konings) door wier bemiddeling hij zijne gebeden tot God moet brengen. Het behoeft echt er geen bewijs, dat christus dit adellijke, deze willekeurige heerschappij in zijne Kerk niet bedoeld heeft. Hij predikte het Evangelie den armen en onder het volk. Hij wilde, dat de Christen God als zijnen Vader en zichzelven als een kind van dezen Vader zoude beschouwen. Ja, Hij wilde, dat wij in alle onze aangelegenheden geheel kinderlijk en vertrouwelijk met onze gebeden ons tot God zouden wenden. In zijn Evangelie staat er niets van, dat de voorspraak van hovelingen en van eenen Adel, welken de Bisschoppen van Rome plagten te scheppen, noodig zijn zoude. Hij wilde niet, dat wij God als Koning, veel minder als eenen Sultan aanmerken, voor Hem beven en Hem slaafsche gehoorzaamheid bewijzen zouden. Neen, Hij verlangt, dat wij God liefhebben, Hem vertrouwen en kinderlijk gehoorzamen zullen. De Heer mundt heeft gelijk, als hij zegt, dat het Katholicismus staande vormen (stabiliteit) heeft, terwijl alles rondom hetzelve in beweging is. Hieruit nu volgt onvermijdelijk, dat het Katholicismus niet meer voor onzen tijd past en verre bij denzelven achterblijft. - | |
[pagina 708]
| |
Verder heeft hij ook gelijk, als hij zegt, dat de Geschiedenis en de beweging der wereld een afval is van het stilstandsbeginsel, en derhalve ook van het Katholicismus; want dit vindt werkelijk plaats, dewijl het God behaagd heeft, den menschelijken geest tot beweging en niet tot stilstand te scheppen. Hiermede doet dus de Heer mundt eene voorspelling aan het Katholicismus, dat het allengs meer tot den verledenen dan tot den tegenwoordigen tijd zal behooren, en dat het, bij stilstand, onvermijdelijk tot eene reliquie moet worden. Maar de Heer mundt verkeert in eene dwaling, wanneer hij verzekert, dat het Katholicismus steeds de Legitimiteit in de hand gewerkt heeft. Hij bedenke toch eens, wie het was, die in Rome tegen de Grieksche Keizers en derzelver Eparchen arbeidde - wie de usurpatie van den Major-domus, pepin, die den wettigen (legitimen) Koning van den troon stiet, door priesterlijke zalving heiligde - wie den wettig gekozen' Duitschen Keizer meer dan eenmaal durfde afzetten - wie beweerde, de volken van den huldigingseed jegens hunne wettige Vorsten te kunnen ontslaan - wie Koning jan van Engeland afzette, Engeland aan Frankrijk schonk, de legitime Koningen, wanneer zij voor hem zich niet vernederen wilden, in den ban sloeg en het volk tegen hen deed opstaan - wie den overweldiger napoleon zalfde - wie eene Orde herstelde, welke zich met de leer van Koningsmoord enz. bezoedeld had? Ook schijnt mundt zich niet herinnerd te hebben, dat de Franschen in 1789 Katholieken, en dat de Belgen, de Piemontezen, de inwoners der Pauselijke Legatiën, de Napelschen, de Spanjaards, de Portugezen, de Polen, de Mexikanen, de Peruanen, de Chilezen, de Columbianen, de Brazilianen enz., die allen in de jongste tijden door opstanden zich onderscheidden en met geweld staatsomwentelingen veroorzaakten, goede Katholieken zijn. |
|