Geld en geen geld.
Een humoristische Inval.
De wereld deelt zich in tweederlei soort van menschen; in menschen, die geld hebben, en in menschen, die geen geld hebben. Maar, eigenlijk zijn de laatsten in het geheel geene menschen; zij zijn namelijk of arme duivels, of engelen van geduld en zelfverzaking. Zonder geld, zonder tanden en zonder vrouw komen wij op de wereld, en zonder geld, zonder tanden en zonder vrouw gaan wij de wereld weder uit. Tot dat men deze krijgt, heeft men koorts, stuipen, pijnen en lijden van allerlei aard. Heeft men eenmaal tanden en vrouw, zoo doen zij ons menigmaal het geheele leven door zeer, en men moet zich somwijlen beide laten uittrekken. Beide komen als van zelf, en behandelt men ze niet zeer zorgvuldig, zoo worden zij beide los; het geld daarentegen komt niet van zelf, en menigmaal gaat iemand uit de wereld zonder geld gehad te hebben. - Maar, wat is nu geen geld? - Geen geld is iets, waarvan alle leege zakken vol zijn, en hetwelk ieder, die niets in de handen heeft, met de vingers kan grijpen. Geen geld is het alibi van een wezen, hetwelk getuigen moest, dat wij op de wereld zijn. Geen geld is een consensueel ongemak, waaraan eene voortdurende obstructie der fortuin ons onderwerpt. Geen geld is eene stilzwijgende uitnoodiging der natuur, om schulden te maken. Geen geld is valsche schaamte onzer vingers, zoodat men gelooft dat zij geen twee kunnen tellen. Geen geld is het op water en brood zitten van onzen geest, te weten op het water der poëzij en op de broodstudiën en broodwinningen. Geen geld is eene expositie tot in het geheel geen geld, eene praepositie tot abstracte philosophie, en eene dispositie tot platonische liefde. Geen geld is een altoosdurend abonnement-suspendu onzer brieventasch. Geen geld is een aanhoudend niezen
onzer zakken, waarbij de geheele wereld zegt: wel bekome het u! Niemand kan zonder geld iets tot stand brengen; slechts zanger en dichter zingen en dichten zonder geld. De dichter dicht zelfs eerst regt, wanneer hij geen geld heeft; hij dicht zelden, wanneer hij het heeft of krijgt.
No. XI. Meng. bl. 581. reg. 25. leze men Melek.
- - - bl. 566. reg. 20. - - Salzburger.