Regtskracht van het precedent.
Onlangs was zekere gobion te Parijs, wegens het oefenen der heelkunst zonder daartoe bevoegd te zijn, voor den regter geroepen. De advocaat chicoisneau had zijne verdediging op zich genomen, en besloot dezelve met deze woorden: ‘Mijne Heeren! Gobion drijft handel met bloedzuigers, en heeft in dit zijn beroep eenige begrippen van heelkunde opgedaan. In het geval, waarover wij spreken, handelde hij alleen uit menschlievendheid, niet uit winzucht. Herinnert u, Mijne Heeren, hoe eens een verheven personaadje uit zijn rijtuig gestegen is, om met eigen hand zijnen postiljon, die een' val gedaan had, eene ader te openen. Ik geloof niet, dat de regtbank er immer aan gedacht heeft, om Z.M. Koning lodewijk-filips wegens onbevoegde oefening der heelkunst voor hare balie te roepen.’ Geheel de regtbank barstte bij deze woorden in een schaterend gelach uit, en de beschuldigde werd vrijgesproken.