Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1838(1838)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De vrijheid. Vrijheid! dochter van den Hemel, Vaak door 't menschdom snood miskend, Door tirannen wreed verbannen, Als de teelster van ellend'. Vrijheid! beurtlings aangebeden, Wreed gelasterd en gesmaad; Nu een regen mild van zegen, Dan in schijn het vreeslijkst kwaad. Neen! - geen slaven kunnen vatten 't Heil, dat door u wordt gesticht; Ach! hunne oogen zijn bedrogen, Scheem'ren bij uw hemelsch licht. 't Is geen vrijheid, die zij wenschen; 't Is van vrijheid slechts de schijn: Band'loos woelen is 't bedoelen; Dat, dat schijnt hun vrij te zijn! Neen! - die naar uw heil wil trachten, Zij geen slaaf van 't nietig stof! Heer der aarde, blijk' zijn waarde In het voorwerp van zijn' lof. Deugd en Godsdienst! leert het menschdom 't Heil van waarlijk vrij te zijn; Uw vermogen oop'ne de oogen, Nog verblind, helaas! door schijn. Vrijheid! blijf steeds lieflijk bloeijen; Strooi uw heil met milde hand; Stort uw zegen allerwegen Over 't dierbaar Nederland! Vorige Volgende