En mijn zoon - o! vergeeft het gevoel eens vaders! - mijn eenige zoon - nooit streed een dapperder jongen voor de zaak zijns vaderlands - is in den slag gebleven! Vóór weinige uren ontving ik de tijding. Maar, Gode zij dank! hij stierf voor zijnen Koning!’ Hier greep hem de smart zoo geweldig aan, dat hij geen woord meer vermogt te uiten; hij hield den zakdoek voor de oogen, en waggelde van het tooneel. Het handgeklap, dat zoo straks zijn spel had gegolden, werd thans door de deelneming in zijn beklagenswaardig lot gewekt; een donderend applaudissement verzelde zijn aftreden, en een andere tooneelspeler verscheen in zijne rol. - ‘Maar, mijn lieve Heer coleridge,’ zeide, na eene korte pauze, een van het gezelschap, ‘zoo veel mij bewust is, had cooke nooit een' zoon!’ - ‘Even min als duizend pond,’ hernam coleridge; ‘slechts zelden bezat hij gelds genoeg om zijne wijnschulden te betalen. Ook dien avond had hij zoo veel gedronken, dat hij niet in staat was, zijne rol zich te herinneren. Ten einde zich een' eervollen aftogt te verzekeren, improviseerde hij de roerende geschiedenis van het dubbele verlies.’ - ‘Hij had dus zijn genie uit den bodem eener flesch opgevischt!’ zeide een der hoorders. - ‘Ik vraag u wel verschooning,’ hernam coleridge; ‘uit den bodem van verscheidene flesschen; hij kon veel verdragen, maar moest evenwel dien avond zich in een rijtuig huiswaarts begeven.’
Thans viel het gesprek op hetgene eigenlijk en met regt genie mogt heeten, en zoo op garrick. - ‘Garrick,’ dus nam coleridge het woord, ‘was een uitstekend en, naar den smaak, de behoeften en de vorderingen van zijnen tijd, volmaakt Acteur, maar - geen Genie. Ware hij dit geweest, hij zou zich een beter beoordeelaar der geestvruchten van anderen betoond hebben. Hij veroordeelde in het Drama al het echt oorspronkelijke, ongewone en voortreffelijke, en nam daarentegen het zoutelooze, afgesletene, duizendmaal gebezigde in bescherming. Aan hem hebben wij goeddeels het thans zoo zeer in het oog loopend verval der Tooneelletterkunde te danken. Hij gedroeg zich omtrent dezelve, gelijk een met den aanleg van een grootsch Park belaste tuinier doen zou, wanneer hij de schaar aan eiken en dennen, aan de koningen des wouds legde, om dezelve als heesterplanten te besnoeijen. Het vastste geloof aan zijn genie moest zwichten voor zijne nagelatene schriften.’ - ‘Ik ben,’ sprak nu een grijsaard uit het gezelschap, ‘waarschijnlijk de eenige onder u allen, die een stuk van garrick voor de eerste maal heeft zien ten tooneele voeren. Het viel. De naam van het stuk is mij ontschoten; maar ik herinner mij nog zeer wel, dat een Koning met zijne twee zonen de hoofdpersonen waren. Het publiek hoorde de lange en langwijlige redenen dier heeren met voorbeeldeloos geduld aan, tot aan het vijfde bedrijf, waarin de Koning, door garrick zelv' gespeeld, op zijn sterfbedde liggende, zich