den bouwmeester, en de verdediging van den Sultan, welke aanvoerde, dat de verminkte handen niets dan eene billijke straf voor de verminkte granietzuilen waren, gehoord te hebben, ging de regter tot de uitspraak van het vonnis over, hetwelk inhield, dat, hoe laag ook de Moskee door des bouwmeesters schuld geworden mogt zijn, dezelve ten allen tijde toch tot het houden van het gebed geschikt was, en dat, hoe kostbaar ook de steen der zuilen was, dezelve toch altijd steen, en niet vleesch en bloed was; dat de kunstige bouwmeester nu van zijne wetenschap het voordeel miste, en zijn gansche leven en bedrijf nu alleenlijk zich tot eten, drinken en de opvoeding van zijn kroost bepaalde; dat diensvolgens de Sultan verpligt was in zijn onderhoud te voorzien, ten ware hij liever, ingevolge de wet der wedervergelding, zich ook de handen wilde laten afhouwen. De Sultan leide den aanklager daarop een goed inkomen toe, waarmede de bouwmeester tevreden was, en zijne geregtelijke aanklagt en verklaring liet vernietigen. Nadat alles geëindigd was, verontschuldigde zich de regter bij den Sultan, dat hij de hem toekomende eer, gedurende den tijd, dat hij de bediening van zijn ambt vervulde, niet bewezen had. “Gij hebt regtmatig gehandeld,” antwoordde de Sultan, “en zoo gij mij in het spreken van regt voor den bouwmeester voorgetrokken hadt, zou ik u met deze knods ter neder geveld hebben.” - “En indien,” hernam de regter, “mijn magtige gebieder zich niet naar mijne uitspraak had willen schikken, zoo zou ik dezen geregtsdienaar te hulp geroepen hebben.” Waarop hij eene gordijn opligtte, waarachter eene giftige slang hare tong voorwaarts stak, maar, van den regter toegesproken zijnde, zich wederom in hare schuilplaats begaf. De Sultan kuste den regter de hand en begaf zich naar zijn paleis terug, zich voornemende, zelf, naar dit voorbeeld, de geregtigheid te handhaven en de wetten na te komen.’
Bij de liefde tot regtvaardigheid, naauw in het Islamitische Staatsregt ingeweven en in alle Oostersche vertellingen eene hoofdrol spelende, is deze anecdote geenszins onwaarschijnlijk.