Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1838
(1838)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 380]
| |
de heerlijkheid der vertrekken, de keurigheid der geregten en der wijnen. ‘Ik merk, gij benijdt mij een weinig om hetgeen ik bezit,’ zeide eindelijk de Maarschalk: ‘Wel nu, gij kunt dit alles goedkooper van mij krijgen, dan ik het bekomen heb. Kom met mij in den tuin. Ik zal er, op den afstand van dertig pas, naar u schieten. Blijft gij leven, zoo zal alles het uwe zijn. Hoe nu! gij aarzelt? Zoo bedenk, dat ik, soms in grootere nabijheid, aan duizenden van kogels blootgesteld geweest ben, alvorens het standpunt te bereiken, waarop ik mij thans bevind.’ |
|