schetste zij de snede van het mutsje, hetwelk maria de medicis op had, toen zij den eersten steen van het Luxemburg legde, en had den priesterrok niet vergeten, dien richelieu als Abbé gedragen had. Zij had met hem geschertst, toen hij, 22 jaren later, meer dan Koning van Frankrijk was. Kortom, zij bezat een buitengewoon geheugen; vijf menschengeslachten kon zij zich herinneren. Zij beschreef de gestalten van sully, mazarin, turenne en colbert, van corneille, molière, lafontaine, pascal, boileau, labruyère en fenelon; die van lavaillière, van scarron enz. Wanneer een schilder haar over den een' of ander' dezer beroemde personen raadpleegde, gaf zij, zich het voorhoofd wrijvende, ten antwoord: ‘Wacht een oogenblik, tot dat ik het stof van de schilderij gewischt heb,’ en dan ontwierp zij het best gelijkende, frischste en levendigste beeld van den persoon, over welken gesproken werd. Te Parijs had zij den bouw van verscheidene hotels zien beginnen, welke men thans overoude gebouwen noemt, en had op het grasplein van den Préaux-Clercs gedanst, waarop tegenwoordig eene volkrijke wijk van Frankrijks hoofdstad gebouwd is.
Medelijdend glimlachte zij, wanneer zij, in de geschiedenis der regering van lodewijk XIII en der minderjarigheid van lodewijk XIV, van richelieu's staatslisten en van mazarin's Italiaansche loosheid las. ‘Arme nakomelingschap!’ zeide zij dan, de schouders ophalende, ‘welk een spel drijven toch deze slaven der schrijfpen met uwe ligtgeloovigheid! Richelieu groote bedoelingen! Geloof er niet aan! Ik heb dezen Kardinaal in zijn négligé gezien; ik ken de geheele onberadenheid zijner denkwijs; de trompet der faam heeft hem in alles vergroot, wat schrander en listig heet. En mazarin! deze was een koorddanser en politieke sprongenmaker, die alleen uitmuntte door de losheid zijner geledingen en de buigzaamheid van zijnen geest. Hij sprong steeds zóó, dat hij altijd weder op zijne beenen te land kwam; hierin bestond al de verdienste van mazarin.’
In het jaar 1705 werd marion delorme, toen zij voor de vierde maal weduwe, en wel van den finantie-procureur françois lebrun, geworden was, door hare dienstboden bestolen, die haar alles, wat zij bezat, eenig log en lomp huisraad uitgezonderd, ontroofden. Zij was destijds 99 jaren oud, en had het verdwijnen van alwat zij aan linnen-