Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1838(1838)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Onder eenig bloemwerk, geteekend door mijne echtgenoote J.C. van Riemsdijk, overleden den 10 en, met haar kindje, begraven den 14 december 1837. Zij, die dit kleurig roosje schiep En aan ons oog te voorschijn riep, Bloeide ook, als dit, in lentedos, Met frissche kleur en zachten blos: Dan ach! een felle wind stak op En knakte bloem en bloemenknop; (Het knopje, dat zoo schoon ontlook, Maar ras weêr in zijn windsels dook;) De storm sloeg van den stengel ze af En voerde beide in 't zelfde graf; Daar liggen zij ontbladerd neêr En bloeijen voor ons oog niet meer! Maar hij, die óver graven ziet En uitblikt naar het blij verschiet, Weet, dat wel bloem en bladertooi Den dood geworden zijn ter prooi, Maar dat de kiem slechts is verplant Naar hooger spheer in hooger stand, Om daar te bloeijen eindloos schoon, Als sieraad van den hoogsten troon. a.h. dozy. Almelo, 14 Jan. 1838. Vorige Volgende