Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1838
(1838)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijTreurige lotgevallen van een' Russischen prins.Wat kan de blinde staatzucht brouwen,
Wanneer zij raast uit misvertrouwen?
Wat luidt zoo schendig, dat haar rouwt?
j.v.d. vondel.
Onder de beklagenswaardigste, doch minst bekende, slagtoffers der staatkunde behoort ongetwijfeld de jonge Czaar iwan, wiens lot eenige gelijkenis heeft met dat van den geheimzinnigen persoon, onder den naam van het ijzeren Masker in de Fransche geschiedboeken overbekend; doch men is beter in staat, de geschiedenis van den Russischen Vorst, dan die van laatstgemelden gevangene, na te vorschen. Iwan stamde in regte lijn af van den Czaar iwan II, tweeden zoon van Keizer alexis en ouder' broeder van peter den Grooten, met wien hij te gelijk in 1687 begon te regeren. Twee jaren daarna werd iwan II, onder voorwendsel van krankzinnigheid, uit het bewind gestooten, zoodat peter nu de handen ruim had. Echter had de eerste afstammelingen nagelaten, wien derhalve, door regt van geboorte, de Russische troon toekwam. Zijne kleindochter anna, eene derzelven, huwde met antonius ulrich, Prins van Brunswijk, en uit dit huwelijk ontsproot iwan in 1740, die al aanstonds door zijne moei anna, toen regerende Keizerin van Rusland, tot Groothertog benoemd werd, en, toen zij in October overleed, de naaste was tot de kroon. Weinige oogenblikken, als 't ware, was de jeugdige Vorst Keizer, onder den naam van iwan III; doch toen hij zes- | |
[pagina 191]
| |
tien maanden oud was (1741) maakte elizabeth zich meester van het bewind, en deed den Czaar met zijne ouders naar het slot van Riga voeren. Na eene gestrenge bewaking van achttien maanden, werd de gevangenis dezer ongelukkigen geopend, maar het was slechts om naar eenen anderen kerker bij Dunamund overgebragt te worden, geheimer, zekerder en ellendiger dan de vorige. Zij verwisselden ook dit verblijf spoedig voor een ander op het slot Oranjenburg in het gewest Worentz, en hier werd iwan wreedaardig van zijne ouders gescheiden; kort daarna gaf men hem op als dood. Zijne ouders, twee jaren op Oranjenburg verkwijnd hebbende, werden overgevoerd naar Kolomogori, waar zijne moeder in Maart 1746 overleed. Korten tijd daarna ontdekte een monnik, dat de Czaar in leven en op Oranjenburg was. Hij spande nu al zijne krachten in, en door de sluwste behendigheid gelukte het hem den Czaar te verlossen; hij voerde hem honderde mijlen ver weg, doch werd achterhaald te Smolensko. Deze ondernemende man had denkelijk het oogmerk, ter geschikter plaatse de banier des opstands te verheffen, en den regtmatigen Vorst te herstellen; wat er van hem geworden zij, is onzeker. Men begon thans met meer zorg den Vorst te bewaken, en voerde hem, om alle aanslagen te voorkomen, nu herdan derwaarts, zonder ooit zich hier of daar zeer lang op te houden. Zoo kwam hij eindelijk in een klooster op een der eilanden van het meer Valdaï.Ga naar voetnoot(*) Hier bevond hij zich, toen in 1756 Graaf peter shuvalow hem voerde naar het huis van zijnen neef iwan shuvalow binnen Petersburg, alwaar Keizerin elizabeth, zonder zich bekend te maken, geruimen tijd met hem sprak. Zij was tot schreijens toe bewogen met den hulpeloozen toestand van den zestienjarigen Vorst, die groot van ligchaamsbouw en welgemaakt, doch geheel onopgevoed en nog bijkans in kindschen staat was. Men voerde hem daarop naar het slot Schlüsselburg, op een klein eiland in de Newa, en hij werd daar zoo zorgvuldig bewaakt, dat een geruime tijd verliep, eer het garnizoen wist, wie en wat hij was. Deze gevangenis was bestemd | |
[pagina 192]
| |
om zijn laatste kerker te zijn: hij sleet er acht jaren. In dit kasteel bevonden zich lange gangen, die een groot binnenplein insloten, en waarop de deuren van verscheidene hokken uitkwamen. Het achterste derzelven werd het verblijf van den Keizer: het was verwulfd en had vierentwintig voet in 't vierkant. Het venster was niet, zoo als de overige, op eene kleine lichtopening na met tigchelsteenen digtgemetseld, maar, uit bijzondere gunst, met glazen voorzien, die, zorgvuldig gekalkt, wel het daglicht doorlieten, doch geen uitzigt verschaften. De meubels waren een veldbed, eene tafel en een paar stoelen; de vloer was met tigchels geplaveid; de muur van gehouwen steen. Dat 's jongelings kennis zeer beperkt was, zal zeker niemand verwonderen. Zonder juist krankzinnig te zijn, was echter het verstand in hem als verstompt. Zijne spraak was gebrekkig; wanneer hij driftig werd, stotterde hij sterk. Schrijven of lezen konde hij niet; het weinige Russisch en Duitsch, dat hij verstond, had hij van zijne ouders geleerd. In dezen staat van onwetendheid wist hij echter iets, dat hem misschien beter geweest ware niet te weten - hij wist, dat hij eenmaal Keizer geweest was! Een zijner wachters, dien hij vroeg, waarom hij weende, gaf hem hiervan onderrigt, zeggende: ‘Zoude ik niet weenen, nu ik onzen regtmatigen Czaar tot zulk een' ellendigen staat gebragt zie!’ Op gelijke wijze vernam hij den dood van elizabeth in Maart 1762 en de krooning van peter III en diens gade catharina. Wat zijn voedsel betreft, een tijdlang dischte men hem rijkelijk op en gaf hem overvloed van wijn; doch, toen hij zich hieraan te buiten ging, kwam men er van terug en zette hem alleen het noodige voor. Hij droeg bijzondere zorg voor zijne kleeding, en verdreef den tijd met zich twintigmaal aan- en uit te kleeden. Somtijds wilde hij bidden, en sprak van openbaringen, hem door den Engel gabriël gedaan; dit waren de eenigste zweemsels van Godsdienst, die men bij hem opmerkte. Peter III gevoelde omtrent dezen tijd geneigdheid, den gevangene te gaan bezoeken. Toen men den oever verlaten had, stak er zulk een hevige storm op, dat de Keizer met gevaar zijns levens en na lang worstelen eerst het kerkereiland bereikte. De Czaar trad bij den ongelukkigen met zijn gevolg binnen, zonder zich bekend te maken. Hem vergezelden een der Narischkins, volkof genaamd, en de Generaal | |
[pagina 193]
| |
Baron korf, die op Oranjenburg gecommandeerd had, toen iwan daar gevangen zat. Men vroeg hem, wie hij was? ‘Ik ben Keizer iwan,’ was het antwoord; doch eenige oogenblikken later zeide hij, dat iwan overleden was en diens ziel nu in zijn ligchaam huisde. De Keizer vervolgde, en vroeg, of hij zich zijne ouders herinnerde. Hij beaamde zulks, en borst nu in hevige klagten uit tegen elizabeth, die hen en hemzelven in zulk een' ellendigen staat had doen verkeeren. ‘Ik herinner mij nog zeer goed,’ sprak de ongelukkige op vasten toon, ‘dat wij in eene gevangenis zaten onder de hoede van een' vriendelijken hoofdman, den eenigsten, die ons eenige liefde en zorg bewees.’ - ‘Zoudt ge u ook dien man nog kunnen herinneren?’ vroeg korf met belangstelling. - ‘Ik geloof het niet: er is reeds zoo veel tijd verloopen sedert ik een kind was; doch zijn naam is mij niet ontgaan: hij heette korf.’ Met moeite bedwong de Generaal zijne aandoening. Daar de Vorst herhaalde keeren zijn' wensch betuigde om weder Keizer te worden, vroeg men hem, hoe hij dan peter en catharina zou behandelen. ‘Ik zoude hen beide om hals brengen,’ antwoordde hij met woesten toorn - ‘hen dooden - beide - ja beide!’ Zoo veel gezond verstand en vastheid van geest had men van den ongelukkigen niet verwacht. Hevig geschokt, verliet peter het vertrek, doch keerde, nadat hij zich hersteld had, weder terug, en zette het gesprek nog een uur lang voort. Toen hij te Petersburg was gekomen, beval hij, den Vorst over te brengen naar Kexholm, een fort op het eiland, aan den mond der Voxen in het Ladoga-meer gelegen. De gevangene moest derhalve het meer dwars oversteken, en, daar de wind hevig en de golfslag verontrustend was, gevoelde iwan, aan zijne enge kerkermuren gewoon, eene sterke vrees, die hij echter spoedig onderdrukte, zelfs toen het gevaar dreigend werd. Toen, in de volgende maand Augustus, catharina haren Keizerlijken gemaal peter III door hare handlangers had doen vermoorden, kreeg men last, den Vorst andermaal naar Schlüsselburg te voeren, en ditmaal over land. Doch ook hier wachtte hem een balsturig noodlot. Reeds bevond men zich zonder eenig ongeval in het dorp Schlüsselburg, tegenover het eiland aan den vasten wal gelegen, toen het rijtuig, waarin men hem overbragt, omsloeg. Met groote | |
[pagina 194]
| |
moeite kregen zijne geleiders hem in een bootje, dat hem naar zijn vorig verblijf terugbragt. Men had de voorzorg gebruikt, hem een' mantel om te slaan, opdat hij niet herkend wierd. Niettegenstaande deze naauwlettende zorgen, verbreidde zich echter het gerucht, dat iwan III, de regtmatige Czaar, nog leefde en in de holen van Schlüsselburg zuchtte. Dit wekte den ondernemingsgeest op van eenige gelukzoekers, en bovenal van vassili mirowitsch, tweeden Luitenant bij het Smolensker-regement, in garnizoen liggende bij het dorp Schlüsselburg; welke krijgsman kleinzoon was van mirowitsch, vertrouweling van den Hetman mazeppa, die tegen Czaar peter den Grooten, ter gunste van karel XII, opstond. Vassili had verscheidene weigeringen van de Keizerin ondergaan, en vergeefs op de teruggave der verbeurdverklaarde goederen zijns grootvaders aangedrongen. Dit maakte zijnen wraaklust gaande, en, daar hij alles te winnen en niets te verliezen had, begon hij eene magtige zamenzwering te smeden. Eerst, zich wel overtuigd hebbende, wie de geheime staatsgevangene op het slot was, haalde hij ushakow, die denzelfden rang als hij bekleedde bij het Velidi-Luki-regement, tot zijne partij over. De beide vrienden zwoeren elkander trouw en stilzwijgendheid; maar ushakow verdronk korten tijd daarna, hetgeen eenig uitstel in vassili's plannen te weeg bragt. Hij wanhoopte namelijk aan een' goeden uitslag, wanneer hij geheel alleen bleef. Na rijp beraad, koos hij tot zijnen vertrouweling den Luitenant der Artillerie simon tchevaridsew, en verbond zich ook met tikon casatkin, een' misnoegden dienaar der Keizerin, die naar eene omwenteling haakte. Den eersten echter vertrouwde hij alleen toe de wijze waarop en den tijd wanneer iwan verlost moest worden; in bijzonderheden trad hij bij geen' van beiden. Eindelijk daagde mirowitsch's beurt op, om de wacht op het eiland te betrekken. Wekelijks losten namelijk honderd man der Smolenskers, die op het vaste land bij Schlüsselburg lagen, hunne kameraden op het slot af. Met moeite ontdekte hij de deur van iwan's gevangenis, en stelde er een teeken op ter herkenning. Doch zijne dienstweek verliep, en geene bekwame gelegenheid deed zich voor. Het gelukte hem, nog eene week er aan te knoopen, door het waarnemen van den diensttijd eens anderen Officiers. In dit | |
[pagina 195]
| |
tijdsbestek won hij de vriendschap van piskow, een' gemeen' soldaat, en, dezen overgehaald hebbende, deed hij den 4 Julij 1764, ten 10 ure des avonds, drie Korporaals en twee soldaten bij zich komen, wier hoofd hij deed duizelen door de schilderingen van hun toekomend geluk, wanneer iwan III hersteld was. Echter duurde het tot 2 ure in den nacht, eer deze mannen hunne toestemming gaven. Vervolgens deed vassili veertig zijner onderhoorigen bij zich komen, beval hun de geweren te laden en hem te volgen. De manschappen gehoorzaamden zonder aarzelen, daar hij zeide, geheime bevelen van de Keizerin ontvangen te hebben. De Gouverneur van het slot, berednikow, was inmiddels door het gedruisch gewekt, en vloog half gekleed uit het bed. ‘Wat beteekent dit?’ riep hij. Mirowitsch gaf hem, in plaats van antwoord, een' slag met de kolf van zijn geweer, en stelde hem als gevangene in handen van een' der medepligtige Korporaals. Men stiet het eerst op de zware deur, die den gang, waarin iwan's kerker uitkwam, afsloot. Vassili eischte toegang in naam der Keizerin, doch kreeg geen antwoord. ‘Vuur dan!’ bulderde hij; ‘voorwaarts, mannen! voorwaarts!’ De schildwachten, die de deur bewaakten, beantwoordden het vuur op gelijke wijs. Dit wekte den argwaan der soldaten, en men wilde de order zien en hooren. Ook hierop was vassili gewapend; hij las het handschrift met het kunstig nagemaakte Keizerlijke zegel overluid voor, en vertoonde het aan allen. De mindere kennis en beschaving dezer krijgslieden deed het bedrog ten volle gelukken. Men bragt een klein stukje geschut van de wallen aan, dat vassili zelf pointeerde. Reeds vlamde de aangestokene lont in zijne handen, toen plotseling de deur van binnen geopend werd. De handlangers van mirowitsch hieven een luid: ‘hoerah!’ aan, en stormden voorwaarts. Zouden nu al de rampen van den ongelukkigen Vorst geeindigd zijn? Zou hij eindelijk het somber kerkerkot verlaten?... Reeds was de gevangenis ontsloten; zwijgend stonden de beide Officieren vlasiew en tchekin, zijne bijzondere bewakers, aan de deur; vragend zag de zegepralende vassili hen aan. ‘Hier is uw Keizer!’ antwoordden zij, en wezen op een bebloed lijk, dat aan hunne voeten lag uitgestrekt. Met diepe smart wendde mirowitsch het gelaat af, en, zich tot den Gouverneur wendende, die | |
[pagina 196]
| |
nog door zijne onderhoorigen bewaakt werd, bood hij hem zijn zwaard aan, zeggende: ‘Thans ben ik uw gevangene. Ik sidder niet voor het lot, dat mij te wachten staat; maar ik bid u voor mijne wapenbroeders, die de onschuldige slagtoffers mijner onderneming zijn.’ Weinige woorden kunnen dit ontzettend voorval ophelderen. Zoodra vlasiew en tchekin het kanon tegen de deur gerigt zagen, bemerkten zij, dat niets de zamengezworenen meer kon weêrstaan. Zij begaven zich derhalve in allerijl naar iwan's kerker, om hem te vermoorden. De ongelukkige, die door het gerucht gewekt was, liep half naakt zijne cel op en neder; hij was ongewapend, doch verdedigde zich met al de kracht der wanhoop, en werd niet dan met de grootste moeite om hals gebragt. Zelfs toen de hand, waarmede hij de slagen afweerde, doorboord was, brak hij nog een hunner zwaarden. Hij was op verscheidene plaatsen gewond; doch een steek in den rug deed hem oogenblikkelijk den geest geven. Men gist, dat dit gewelddadig uiteinde, in geval van hooge noodzakelijkheid, door de Keizerin bevolen was. Men stelde het lijk van den Vorst op het slot voor de nieuwsgierige menigte openlijk ten toon, opdat elk zich van zijnen dood mogt overtuigen. Doch, toen de toeloop al grooter en grooter werd, begon men voor oproer te vreezen, wikkelde het misvormde lijk in eene schapenvacht, plaatste het in eene doodkist, en begroef den Vorst in eene oude kapel van het slot. Hij was bij zijnen dood vierentwintig jaren oud, waarvan hij nagenoeg drieëntwintig in de gevangenis sleet. Vassili mirowitsch onderging zijne straf met verwonderlijken moed en volharding. Hij werd den 25 September 1764 onthoofd, en het schavot, waarop hij leed, werd op de plaats zelve verbrand. Ook tegen de overigen betoonde catharina eene gruwzame gestrengheid. Zij deed vijfenvijftig menschen, daaronder gerekend de arme soldaten, die door den valschen bevelbrief misleid waren, op de wreedste wijze folteren en van kant maken. |
|