Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1838
(1838)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijIets over de menigvuldigheid der Zelfmoorden.De quel droit vient-on raconter la vie et la mort de ces infortunés? S'ils sont morts pour éviter le déshonneur, pourquoi donc les déshonorer? Pourquoi trahir des mystères qui se sont enveloppés d'un linceul? Zuchtende en geheel ontstemd schoof ik het Parijsche nieuwspapier, dat mij eenigen tijd had bezig gehouden, ter zijde, stond op, en verliet het over de Pont Neuf zich bevindende Café de l'Ecole, mijne schreden huiswaarts wendende. Het getal der slagtoffers van zelfmoord was niet verminderd; ook deze dag voerde een ongelukkig cijfer met zich. Die verstandsverbijstering en dolle waanzinnigheid blijft nog bij voortduring in Parijs niet alleen, maar ook in Frankrijks provinciën woeden. Zijn dan Godsdienst en Wijsbegeerte, deze twee zusters der weldadigheid, die aan de sponde der ongelukkigen waken en balsem in de wonden des levens gieten, geheel miskend en verstooten, en hebben zij zuchtende plaats gemaakt voor de sombere wanhoop, die den zelfmoord begeleidt?... Een aantal verbijsterden stort zich van de bruggen in de Seine; en niet ten onregte zegt een dagblad, dat zelfmoord | |
[pagina 141]
| |
in den loop des jaars meer buskruid heeft verbruikt dan de jagt; dat de dood door stikking (asphyxie) de houtskool heeft verminderd, en dat de vierde bladzijde der groote Journalen niet meer toereikend is tot het registermatig opsommen van hen, die zichzelven aan het leven durfden tasten. Ongelukkigen! de folteringen van uw verscheiden zijn dan nog niet genoeg; de drukpers sleurt uw cadaver voort en stelt het ten toon; de roman, die het heeft gedood, vloeit uit de pen der dagbladschrijvers; het pistool van dezen wed geladen door het spel; eene ongelukkige liefde van gene ontstak het met houtskool gevulde komfoor, en de wereld moet weten, wat de een en de ander vóór hun sterven hadden verloren. Waar, vroeg ik mijzelven, de redenen en oorzaken van die schrikbarende veelvuldigheid der zelfmoorden te zoeken? Zouden wij niet met regt, althans voor een groot gedeelte, die dagbladen, waarvan ik weinige oogenblikken geleden er een droevig van mij wierp, kunnen beschuldigen, die, met eene ware wreedheid, zoo vele namen en zoo vele akelige bijzonderheden van eenen dood, door elk deugdzaam mensch versoeid, der wereld kenbaar maken, alleen met het doel, om de gevoeligheid der lezers door tragische schokken in beweging te brengen, daardoor belangrijk te schijnen, en wel voornamelijk door dit alles een grooter debiet te erlangen? De neiging tot zelfmoord, aan welke oorzaak men dezelve in de eerste plaats toeschrijve, is besmettelijker, dan men over het algemeen wel denken zou. Zij plant zich dikwijls voort door eene soort van navolging, even als zulks met verscheidene andere zenuwaandoeningen het geval is. Vandaar het noodlottige der uitgebreide verslagen van zelfmoorden, door de nieuwspapieren gegeven. Zij maken de verbeelding gemeenzaam met het denkbeeld eens vrijwilligen doods, geven zelfs menigmaal de middelen tot het ten uitvoer brengen aan de hand, en vervoeren zeer dikwijls tot de daad zelve hen, die door het voorbeeld onwillekeurig worden medegesleept. De zelfmoord neemt soms een' epidemischen vorm aan. Van dit zonderling verschijnsel levert de Geschiedenis menig voorbeeld. Bij plutarchus leest men, dat de jonge vrouwen en meisjes van Milete zich gedurende zekeren tijd in groot getal en als om strijd ophingen, wanhopig zijnde over het gemis harer echtgenooten, minnaars of broeders, die bijna allen ten strijde waren geto- | |
[pagina 142]
| |
gen. Onder de regering der ptolemaeën werd eene menigte toehoorders door de welsprekendheid van een' Stoïcijnschen wijsgeer, die eene apologie of lofrede op den zelsmoord te Alexandrië hield, weggesleept, en gaf zichzelve vrijwillig den dood. Sydenham verhaalt, dat er in de maand Junij 1697 te Mansfield, zonder bekende oorzaak, eene menigte zelfmoorden plaats had. Hetzelfde gebeurde in den zomer van 1811 te Stuttgard, in 1806 te Rouaan. Esquirol, die deze voorbeelden bijbrengt, (Dictionnaire des sciences médicales) verhaalt ook, dat er in het jaar 1793 te Versailles 1300 zelfmoorden plaats grepen; een ontzettend getal, vooral met betrekking tot de bevolking dier stad. In de Geschiedenis zou men meer andere voorbeelden van dien aard kunnen vinden, welke bewijzen, dat de zelsmoord, alhoewel gewoonlijk eene daad op zichzelve staande, en door bloot individuéle of persoonlijke omstandigheden voortgebragt zijnde, somwijlen, door den invloed van meer of min kenbare oorzaken, zoo menigvuldig kan zijn, dat de Schrijvers dien met eene epidemische ziekte gelijkstelden. De zelfmoorden, die thans plaats grijpen, zijn echter niet zoo talrijk, om aan het bestaan eener werkelijke epidemie, zoo als wij er opsomden, te gelooven. Zij zijn wijders, althans voor zoo verre men kan nagaan, door zeer verschillende oorzaken voortgebragt; terwijl de epidemiën, waarvan de Geschiedenis gewag maakt, grootendeels van eene algemeene oorzaak afhingen, als daar zijn: ongelukkige omstandigheden van een geheel volk; dwingelandij; Godsdienstbegrippen, enz. Zulks neemt echter niet weg, dat de vermenigvuldiging der zelfmoorden heden ten dage doet denken aan gewigtige veranderingen, die in het geestelijke en zedelijke leven hebben plaats gegrepen, en eenen belangrijken invloed oefenen op den gewonen loop der hartstogten en denkbeelden. En waarom zouden wij niet even goed zulk eene omwenteling in den zedelijken toestand der menschen van een land of stad of provincie mogen onderstellen, als wij er zeker van zijn, dat eenige algemeene voorwaarden of invloeden het ligchaam, gedurende een' gegeven tijd, aan de eene ziekte meer dan aan de andere blootstellen? De opsporing dier veranderingen is echter zeer moeijelijk. Het is buiten kijf, dat elke zelfmoord zijne bijzondere en meestal bekende oorzaak heeft. In vele gevallen is hij niets dan het gevolg van razernij, van hypochondrie, enz. Menigvuldiger is hij | |
[pagina 143]
| |
eene wanhopige daad, door plotselingen tegenspoed, de vrees voor schande en onteering, eene ongelukkige liefde ondernomen. Deze oorzaken zijn in de meeste gevallen bekend. Maar waardoor en waarom werken zij niet met dezelsde hevigheid ten allen tijde? De omstandigheden, die aanleiding tot zelfmoord kunnen geven, zijn nagenoeg bij alle beschaafde natiën dezelfde. Ten allen tijde en in alle landen zijn er ongelukkige en bedorvene spelers; bedrogene minnaars en minnaressen; eerzuchtigen, die gevoelig gekrenkt werden; noodlottige en wanhopige slagen, door de fortuin toegebragt, of wel door eigene schuld daargesteld: maar waarom wordt een vrijwillige dood nu eens meer, dan eens minder algemeen als het eenige redmiddel beschouwd? Onder de heerschappij der Romeinsche Keizers, in het tijdvak der ontbinding van het Keizerrijk, beroofden de meest verlichte Romeinen zichzelven, met eene ligtvaardigheid, die ons nog verbaast, van het leven. De weloverdachte, beredeneerde zelfmoord werd toenmaals als eene groote en deugdzame daad beschouwd; hij was nagenoeg de gewone dood der Stoïcynen, en naauwelijks kon men begrijpen, hoe een eerlijk man en een burger van den Staat anders sterven kon! Na de verovering van Mexico en Peru door de Spanjaarden, en de omverwerping van de Godsdienst en de wetten dier landen, stierven duizenden wanhopige Mexicanen en Peruanen door zelfmoord. Maar niet altijd hebben de ongelukkige omstandigheden van een volk, de overheersching en dwang dezelfde uitwerkselen. Andere volken, die in dezelfde omstandigheden verkeeren, dragen het juk, of verzetten zich met kracht, of wijken naar andere landen. De 1300 zelfmoorden te Versailles in 1793 vinden hunnen grond in de tijdsomstandigheden; maar waarom leverden andere steden van Frankrijk niet hetzelsde verschijnsel op? want zelfs te Parijs overtrof het aantal der zelfmoorden, gedurende het republikeinsche schrikbewind, het gewone cijfer niet. Vanwaar zulke verschillende uitkomsten onder zulke overeenkomstige voorwaarden? Noch de Geschiedenis, noch statistieke berekeningen zullen dit immer kunnen ontraadselen. - De geneigdheid tot zelfmoord schijnt dus, buiten en behalve de uitwendige oorzaken, waaraan men denzelven kan toeschrijven, nog onderworpen te zijn aan den eenen of anderen geheimen en geheel elgenaardigen invloed. Wij gelooven met een' Fransch' Schrijver, dat de neiging, de aandrift, de zucht | |
[pagina 144]
| |
tot navolging eene eerste plaats bekleedt in het ontstaan van dien invloed. Deze zucht tot het herhalen der physieke verrigtingen of der morele indrukken is onafscheidelijk aan het organismus, aan de bewerktuiging van den mensch en het dier verbonden; zij is een der meest werkdadige drijfveren tot gezelligheid. De uitwendige oorzaken, die aanleiding tot het denkbeeld van zelfmoord kunnen geven, zijn thans in Frankrijk, en vooral in deszelfs brandpunt Parijs, zeer menigvuldig. De groote ontwikkeling en verfijning der beschaving; het stijgen en plotseling dalen van de gunsten der fortuin; de botsingen van onderscheidene belangen; de herhaalde staatkundige schokken onderhouden eene buitengewone zedelijke spanning. Te Parijs en in geheel Frankrijk gaat het leven niet rustig en regelmatig zijnen gang; het stort en bruist als een waterval; al de uitersten ontmoeten en schokken er elkander; alle betrekkingen, die het ontwikkelen en uitbreiden der werkzaamheid van den menschelijken geest vorderen, wil men als op vleugelen en door eenen sprong bereiken; eer, rijkdom, magt, roem, vermaardheid schijnen voor de menigte mededingers zonder waarde, wanneer zij door inspanning en in het zweet des aanschijns moeten verworven worden; men wil dezelve als bij verrassing en door een' stouten stap bemagtigen, met een' enkelen sprong een' vervaarlijken afstand achter zich laten, eenen afgrond plaatsen tusschen het gisteren en morgen, en daarvoor waagt men de kans van alles of niets. Is het wel te verwonderen, dat onder zulk een schrikkelijk amalgama de meerderheid achterblijft en de kleine minderheid, triomferende, even spoedig daalt als zij gestegen is? Door dit alles worden misrekeningen, teleurstellingen, berouw, wanhoop, diepe zielswonden, en ten gevolge van deze eene walging van en tegenzin in het leven geboren. Bij deze meest algemeene oorzaken der vermenigvuldiging van zelfmoord moet nog, naar mijn inzien, gebragt worden de schaamtelooze en het gevoel tegennatuurlijk schokkende tafereelen, die in de schouwburgen vertoond worden: het zijn tafereelen en beelden van misdaad zonder straf, van menschelijke ellende zonder troost en zedelijk tegenwigt. Voeg daarbij de wonderlijke, overdrevene en door eene bastaardwijsbegeerte besmette letterkundige voortbrengselen, die tegen de maatschappij, tegen het huiselijk leven, tegen menschelijke instellingen, tegen alles aandruischen, wat den mensch | |
[pagina 145]
| |
pligten voorschrijft, wier uitoefening de deugd is; letterkundige voortbrengselen, die de wraakzuchtige ponjaardsteken in eere brengen, aflaat geven aan den held, die eigenlijk een duivel in menschelijke gedaante is, en geen genie kennen dan zulk een, hetwelk vergiften, dolken, pistolen als kinderspeelgoed beschouwt. (Wij zeggen daarom echter niet, dat alle letterkundige voortbrengselen van het hedendaagsche Frankrijk dien stempel dragen.) Door deze verschillende oorzakenGa naar voetnoot(*) ontstaan de eerste kiemen van den zelfmoord, die zich weldra ontwikkelen en huivering wekkende vruchten dragen. Daartoe is dikwerf niet veel meer noodig dan eenige indrukmakende voorbeelden, die door de duizendstemmige drukpers herhaald, en, met al derzelver treffende omstandigheden, de reeds voorbeschikte verbeelding overmeesteren en haar een' eindpaal aanbieden voor al derzelver kwellingen. ‘Deze was ongelukkig; hij heeft zich doodgeschoten; en waarom zou ik, ik, die zoo veel lijde, niet hetzelfde doen? Ben ik in minder wanhopige omstandigheden dan hij? Heb ik niet dezelfde redenen om het leven te verachten?’ - Ziedaar de eerste schakel van een betoog, door het voorbeeld daargesteld; en deze logica voert weldra tot de daad. Wilt gij er een voorbeeld van? Het is slechts weinige dagen oud (19 of 20 Julij 1834). Twee jongelieden hadden het geluk, de oprigting eener zaak van koophandel met het beste gevolg bekroond te zien; dezelve bloeide boven verwachting. Een van hen, de jongste, men weet volstrekt niet waarom, jaagt zich een' kogel door den kop. Eene week daarna herhaalt de tweede dezelfde schrikkelijke daad, tot zelfs in de kleinste bijzonderheden der uitvoering het voorbeeld van den eersten volgende. - Zoo kan men zeggen, dat er heden bijna geen zelfmoord plaats grijpt, die niet door een of meerdere van denzelfden aard en op dezelfde wijze wordt gevolgd. Zonder twijfel bestaan er bijzondere oorzaken voor de menigvuldigheid der heden ten dage gepleegde zelfmoorden; maar wij houden het er voor, dat deze veel minder algemeen | |
[pagina 146]
| |
zouden zijn, indien de voorbeelden zoo veel mogelijk werden geheim gehouden. Waarom belet het Gouvernement het publiekmaken der zelfmoorden door middel van de drukpers niet? Of zouden misschien dezelfde redenen voor het bekendmaken derzelven bestaan, als die, welke blijkbaar werden, toen de Cholera in Parijs heerschte? Het is bekend, dat vrees voor deze ziekte derzelver ontwikkeling begunstigt. Teregt zou men vermoed hebben, dat de maatregelen in eene stad als Parijs, waar overigens de Geneeskundige Staatsregeling, althans voor zoo verre zulks in eene groote stad mogelijk is, op eene goede schaal gebragt is, bij eene ziekte als de Cholera, doeltreffend zouden geweest zijn. Het was er echter verre af. De angst der inwoners nam toe door de voortdurende vertooning der groote wagens voor de dooden, die, van rondom met zwart omhangen en gesloten, dikwerf niet meer dan 13 of 14 lijken bevatteden, maar door hunne vervaarlijke grootte altijd het denkbeeld deden ontstaan van met 30 à 40 en meer lijken gevuld te zijn. Voegt men daarbij, dat het Gouvernement, in plaats van een verstandig stilzwijgen aan de Journalen op te leggen, toeliet, dat door allen met groote letteren aangekondigd werd: ‘Le Choléra est à Paris! Ce fléau regne dans la Capitale!’ enz. en het zal duidelijk worden, dat vele menschen door angst aan de ziekte gestorven zijn, of er ten minste door aangetast werden. Niet onwaarschijnlijk is het denkbeeld van een' mijner Parijsche vrienden, Dr. moreau, dat de politiek van het Fransche Gouvernement in dat alles eene rol heeft gespeeld: de Journalen, die als organen van het Gouvernement bekend waren, stelden immers de verwoestingen nog verschrikkelijker voor, dan zij werkelijk waren. Zou men, door elks aandacht op de ziekte te vestigen, niet eene afleiding gezocht hebben voor de stormen, die de bestaande regering bedreigden, en zich in dien tusschentijd tot eene duchtige verdediging voorbereid hebben? Ziedaar het denkbeeld van mijn' vriend moreau. De ellendige mededeeling, (om tot ons onderwerp terug te keeren) die daarenboven zoo vele namen en samiliën schandvlekt, is echter nog niet genoeg. Het Drama van den zelfmoord eindigt niet met den dood van den held. Die dood is niets anders dan het derde bedrijf in dit bloedige Drama. Daarop volgt een ander bedrijf, hetwelk den naam van Morgue draagt; het speelt met, en vertoont ons het ca- | |
[pagina 147]
| |
daver. Nu komt eindelijk eene vijfde acte, na welke de gordijn valt; men noemt dezelve ‘de nalatenschap van den zelfmoord.’ In de rue de Lille is het tooneel van dit vijfde bedrijf. Gewoonlijk vertoont men het bij het einde des jaars; nu echter werd het, om de menigte der voorwerpen, reeds vóór eenige dagen voor het publiek gespeeld. In eene groote zaal, rondom bezet met koffers, valiezen enz., hangen eenige honderden kleedingstukken. Elegante frakken en ellendige kielen, armoedige vrouwenmutsen en hoeden met bloemen, zijden voorschooten van de grisette en shawls van de voorname dame, dat alles hangt dooreen, is met elkander in aanraking, en vormt een vreemd mengsel in deze sombere bazar. Het zijn de kleederen der zelfmoordenaars, wier namen of betrekkingen niet bekend zijn, en die door niemand werden teruggeëischt; en het is de Staat, die deze overblijfselen doet verkoopen. Zie! men heeft aan de kleederen, die langs de zandplaten der Seine geschuurd zijn, glans en tint hergeven; eene geoefende naald heeft de scheuren der wanhoop hersteld; de sporen van bloed zijn zorgvuldig uitgewischt. De levenden komen deze kleederen der dooden aantrekken; deze hoeden, mutsen, jassen, dit linnen en kantwerk zullen tot het leven, in de wereld wederkeeren; zij zullen door vermaak en genot omgeven worden, prijken op feesten, deelen in het gehuppel van den dans, en het hart van liefde voelen tintelen en kloppen. De menigte dringt zich om dezelve heen; men beziet en betast ze als om strijd; men past en meet; men biedt; de koop is gesloten, en men spoedt zich er mede heen, om gekleed te zijn. Niemand schijnt het in de gedachte te komen, dat zij de plooijen der doodsangsten en stuiptrekkingen eens stervenden hebben behouden; dat een cadaver door dezelve omgeven is geweest. O! hadt gij deze verkooping gezien! Er waren jeugdige meisjes, schoone jonge vrouwen, die vrolijk met elkander koutten, die lachten en schertsten onder het bezien dezer noodlottige kleedingstukken. En de Staat, de erfgenaam der zelfmoordenaars, laat dit alles voor luttel gelds verkoopen; de Staat, die reeds, door de jammerlijke Speelhuizen en eene even verderfelijke Loterij, zoo veel van het meerendeel der ongelukkigen getrokken heeft! |
|