met karel gelijken tred te houden; dan vergeefs - zij kwamen altijd te laat. Eindelijk toch verdroot zulk eene gebrekkige uitvoering van fraaije stukken boucher zoo zeer, dat hij, zijne waarde als toonkunstenaar gevoelende, de vrijheid nam, Z.M. onder het oog te brengen, dat hij altijd te vroeg gedaan zou hebben, indien hij zijne pauzen niet telde. ‘Mijne pauzen! mijne pauzen! wat meent ge daarmede?’ vroeg de beleedigde Monarch, zich herinnerende dat hij Koning was, juist op het oogenbiik dat hij zulks had moeten vergeten: ‘Mijne pauzen! Ben ik dan geboren om pauzen te tellen?’
Men begrijpt, welke heerlijke Concerten die waren, in welke Koning karel IV medespeelde!
Somtijds evenwel gevoelde hij zijne nietigheid, en vreesde zelf, de voorgelegde muzijk niet naar eisch te zullen kunnen uitvoeren. Wat meent men, dat de waanwijze Vorst dan deed? Hij plaatste boucher achter een kraamschut en liet dezen spelen, terwijl hij zelf er vóór stond, wel de vereischte gebaren makende, maar den strijkstok niet aan de snaren doende raken. De toehoorders, op een' gepasten afstand gezeten, bewonderden de, naar den eisch, krachtige of smeltende toonen, die hunne ooren streelden, en juichten, aan het einde van het stuk, den uitvoerder uitbundig toe. Karel IV deed dan een paar stappen voorwaarts, en liet zich de toejuichingen aanleunen.