Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1838
(1838)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijAan den Kornet walter scott.Abbotsford, 4 September 1819.
Mijn lieve walter! Reeds begon ik te vreezen, dat het bon op de Heeren coutt in handen der Filistijnen gevallen was; maar de lange windstilte moet de vaart der pakketbooten vertraagd hebben, en hieraan wijt ik uw stilzwijgen. Wat uwe toelage betreft, zoo meldt mij Kolonel murray, dat 200 à 250 pond, boven uw traktement, toereikend zijn, om het een' jong' mensch regt aangenaam te maken. Hij voegt er bij, en dit berigt geeft mij veel genoegen, dat zijne Officieren meestal lieden zijn van een middelmatig vermogen, en derhalve tot zuinigheid genegen. Ik had gedacht, dat 200 pond ons beide het best zouden voegen; maar als ik de rekening zie, welke gij houdt, zal ik beter in staat zijn, hierover te oordeelen. Men moet in bedenking nemen, dat eenige buitengewone uitgaaf, het verlies van een paard, bij voorbeeld, u dwingen kan, voor eene som buiten uwe toelaag, en misschien grooter nog, te trekken. Uwe geregelde inrigting, in alwat uwe uitgaven betreft, doet mij onbedenkelijk veel pleizier. Wees verzekerd, dat, hoe vervelend het ook moge schijnen, een juist kasboekje in ponden, schellingen en stuivers te houden, | |
[pagina 74]
| |
zulks volstrekt noodig is, wanneer men weten wil, waar het geld blijft. Het is daarenboven een uitmuntend middel, om u de gronden der rekenkunst niet te doen vergeten. Nog eenmaal, alle krijgsbewegingen berusten op de beginselen der rekenkunde; en ofschoon men dezelve door gewoonte kan aanleeren, zoo begrijpt men die nooit, zonder toevlugt te nemen tot het rekenen. Uw Adjudant zal u zulks doen inzien. In het voorbijgaan gezegd, daar die Officier een buitenlander is, zoo hebt gij gelegenheid, met hem Fransch en Duitsch te spreken. Beide die talen zullen u zeer noodig wezen. De kennis van het Duitsch vooral, gevoegd bij eenige andere onmisbare vereischten, heeft, gedurende de oorlogen op het vasteland, verscheidene Engelsche Officieren hun fortuin doen maken. Ik zie met genoegen, dat gij in de gezelschapskringen van den aanzienlijken burgerstand toegelaten wordt. Wees vooral bedacht, de welwillendheid der personen, welke u die vriendelijkheid bewijzen, niet te verliezen, door al te karig met uwe bezoeken te zijn. Ik hoop, dat gij al uwe aanbevelingsbrieven afgegeven hebt. Daarvan in gebreke te blijven, zou eene beleediging zijn, én jegens den geen, die dezelve geschreven heeft, én jegens den geen, aan wien de brieven gerigt zijn. Men kan in de wereld steeds het hoofd iets hooger dragen, wanneer men met fatsoenlijke lieden verkeert. - In Ierland zult gij waarschijnlijk gelegenheid hebben, uw jagtgeweer niet te laten roesten. De jagt is eene voortreffelijke ligchaamsoefening; zij zal uw gestel ontwikkelen en versterken en u tot een' goeden ruiter maken, vooral de lange jagt te paard. Ik zou die oefening echter niet aan eerstbeginnenden aanraden, die van zelf reeds al te geneigd zijn om als stalknechts te paard te zitten. Togtjes in het open veld hebben ook nog het voordeel, een' jong' soldaat te gewennen over afstanden te oordeelen en de kaart van het land op te nemen, gelijk de Franschen zeggen; eene hebbelijkheid van veel nut voor Officieren van alle wapen, maar vooral voor die der ligte troepen, als van welke men hierin meer bekwaamheid dan van de overige verwacht, want zij zijn, als 't ware, de oogen van het leger. Veldvermaken zijn daarenboven, in alle andere opzigten, te verkiezen boven de uitspanningen eener biljartzaal, waar ledige jonge Officieren gewoonlijk hunnen tijd gaan dooden, en waar men meestal den droesem der zamenleving ontmoet. Ik spreek van een publiek biljart; | |
[pagina 75]
| |
want in zich zelf is dit spel uitmuntend, wanneer het onder fatsoenlijke lieden gespeeld wordt en niet in speelwoede ontaardt. Publieke biljarten zijn de verzamel- en loopplaatsen aller gaauwdieven en van die talrijke klasse, welke de Franschen industrieridders en welke wij gelukzoekers noemen. Ik keur ten hoogste goed, dat gij een' cursus van ontleedkunde wilt hooren. De studie onzer verwonderlijke machine is een zeer gewigtige tak der menschelijke kundigheden; en daar gij smaak in teekenen hebt, zoo zal de anatomie u ook nog de juiste wijze leeren, waarop gij de leden en spieren uwer beelden moet afschetsen. Eigenlijk genomen is geen tak van wetenschap hoegenaamd te veronachtzamen; maar aan smaak en gelegenheid moet men het overlaten, hoe men best al zijne oogenblikken zal besteden. Daar een Huzaar niet wel kan nalaten te rooken, zal ik u eene mijner pijpen overzenden. Laat mij slechts weten, hoe ik ze u best ongeschonden kan doen toekomen. Het is eene prachtige pijp, die gij krijgt; en nog is het mijne beste niet. Mijne meerschuimen houd ik tot mijne reis naar het vasteland; dan krijgt gij ook die. Ik hoop, dat gij verlof voor eenige maanden moogt kunnen erlangen, om mijn reisgenoot te zijn, enz. | |
Abbotsford, 27 September 1819.Lieve walter! Uw brief van den 10den heeft mij de verzekering gegeven, dat uw nieuwe toestand u bevalt. Wat ons betreft, ons leven gaat den gewonen slendergang, die evenwel 1.1, vrijdag afgebroken geworden is door het bezoek van een hoogedel personaadje, te weten Prins leopold. De rest van de familie zal u die groote gebeurtenis wel in het lange en breede verhalen; ik zal u alleen zeggen, dat, toen ik den Prins het nommer van uw regement noemde, hij mij antwoordde, dat hij in het 18de reeds verscheidene vrienden bezat, en dat hij er voortaan een' meer zou tellen; inderdaad een zeer beleefd gezegde. In het voorbijgaan gezegd: men geeft mij eene voortreffelijke schilderij van uwe Officieren; hun gedrag is onberispelijk, hunne manieren zijn uitstekend. Het maakte mij gelukkig dit te hooren; want, verbetert goede omgang slechte zeden somwijlen, zoo doet kwaad gezelschap snel en bijna zeker de beste geaardheid verbasteren. Schrijf toch dikwijls, als ik u bidden mag; want de post | |
[pagina 76]
| |
gaat zoo langzaam. Ik bewaar al uwe brieven; de rondheid van derzelver stijl doet mij pleizier. Nog geene tijding van uwe paarden? Maar beter is het, zich niet te overhaasten, en eene goede gelegenheid af te wachten. Ik ben driemaal naar Newark geweest, en heb telkens zes hazen gedood; de jonge honden zijn uitmuntend; de hazelhoenders zeer overvloedig; ik heb er in het opgaan van den Clapperleuch, om het bosch te bezoeken, vierentwintig geschoten. Waarom waart gij niet bij mij! Tom laat het ons aan geen wild ontbreken. Hij beroemt zich, achter elkander vijftien schoten gedaan te hebben, zonder eens te missen. Ik zal blijde zijn, te vernemen, dat gij soortgelijke kunststukjes op de landerijen van den Heer newenham hebt uitgevoerd, enz. | |
Abbotsford, 14 October 1819.Mijn waarde walter! Thans moet gij reeds gewoon zijn, vreemden te zien, en over hun karakter en manieren te oordeelen. Gij verzuimt, hoop ik, uw Fransch en uw Duitsch niet? Zeg mij in uwen eerstvolgenden brief, welke werken gij leest, en in welke taal. De uren der jeugd, lieve walter, zijn te kostbaar, om alleen in vermaken verspild te worden. In dien leeftijd, terwijl de geest nog levendig en het geheugen in volle kracht is, moeten wij die schatten van kundigheden verzamelen, die ons niet alleen bij onzen voortgang in het leven behulpzaam zijn, maar ons, bij afnemende levenskrachten, tot verlustiging dienen kunnen. Menigmaal heb ik bedacht, hoe ongelukkig ik geweest zou zijn, zoo ik, op uwe jaren, niet eenige pogingen gedaan had, om mijne verstandelijke vermogens te oefenen en uit te breiden. Nooit echter denk ik, zonder een gestreng strafoordeel over mijzelven uit te spreken, aan zoo menige gelegenheid tot verkrijging van kunde, waarvan ik of niet genoeg partij getrokken, of die ik ganschelijk verzuimd heb. Wees wijzer dan ik geweest ben; zoo zult gij u bitter en te laat komend naberouw besparen. Ik wensch zeer, te weten, of gij omtrent een' bediende goed geslaagd zijt. Vertrouw den uwen volstrekt niet meer, dan gij hem vertrouwen moet. Doe hem van alles rekenschap geven. Hoe vele uitmuntende dienstboden bederft men niet, alleen omdat men deze eenvoudige voorzorg verzuimt! Een knecht laat zich verleiden, eenige uitgaven voor zichzelven te doen; en nu heeft hij geen ander middel, om het | |
[pagina 77]
| |
gat te stoppen, dan zich op zijns meesters inkoopen te bevoordeelen. Dus begint het kwaad; zorgeloosheid des meesters maakt menigmaal een' van aard eerlijken jongen tot een' schelm, en de heer zelf is er alsdan het eerste slagtoffer van. Over den gang van ons huishouden heb ik u niet veel te melden. De oogst is overheerlijk geweest; het weder is allerliefelijkst: doch dit moet ik u al twintigmaal gezegd hebben. Ik heb heden sparreboomen doen hakken. De arbeiders bezweken bijna van hitte, en ik zelf, schoon ik niets anders deed dan de boomen te merken, voelde mij afgemat. Het hout groeit zoo welig, dat men het bijna kan zien wassen. Den 28sten zullen wij eene danspartij hebben, om uwen geboortedag te vieren. Jammer is het, dat gij ten minste dien dag niet bij ons kunt zijn; maar, daar wij na het feest bezwaarlijk van u zouden kunnen scheiden, zoudt gij u in een gelijk geval bevinden als de kleine asschepoester, die, omdat zij langer op het bal bleef, dan haar vergund was, al haren schitterenden tooi zag veranderen in de afzigtelijke grondstoffen, waaruit dezelve oorspronkelijk gevormd was geworden. Van bals gesproken, uwe zusters zullen u zeggen, dat dat van melrose, waarop uwe moeder voorzat, uitmuntend afgeloopen is. - Laatstleden zondag was Maida met ons uitgegaan, en wist, in het overspringen der balustrade van Greentongue-Park, het zoodanig in te rigten, dat hij aan een' zijner achterpooten hangen bleef. In den beginne blafte en huilde hij, dat het een aard had; maar niet zoodra zag hij ons toeloopen, of het dier zweeg, en vergenoegde zich met al kwispelend om hulp te vragen. Overigens heeft hij zich niet ernstig bezeerd, schoon hij zijn' poot op eene wonderlijke wijze tusschen de stijlen gewrongen had. De dankbaarheid, welke hij, op zijne manier, aan zijne redders bewees, is onbeschrijfelijk. Ziedaar een brief, die waarlijk lang genoeg is, en zoo weinigbeduidend als lang; doch dat is dan gewoonlijk het geval. | |
[pagina 78]
| |
behoordet gij niet te vergeten, dat uwe familie het regt heeft, te verwachten, dat een deel van uwen tijd, en een zeer klein deel is daartoe genoegzaam, besteed zal worden om ons te schrijven, en ons te doen weten, hoe gij het maakt. Ronduit gezegd, ik zou niet gaarne mij voor de tweede maal over zulk een verzuim te beklagen hebben. Eens 's weeks te schrijven, is toch geen te zware taak. Doe dit toch; ik verzoek het u. Groot nieuws is er onder de beau monde van Edimburg. Niets minder, dan dat Prins gustaaf van Zweden den winter hier komt doorbrengen, en er, zoo als Prinsen dat noemen, komt studeren. Overigens is hij nog maar zoo wat een halve Prins; want die noordstar heeft een deel harer stralen verloren. Zijn vader, hiervan zijt gij niet onbewust, is in der tijd door bonaparte, of ten minste door den invloed van deszelfs wapenen, onttroond geworden, en een van diens Generaals, bernadotte, is in de plaats des Zweedschen Konings ten troon geroepen. Maar niettemin kan, naar ik onderstel, onze jongeling zeer wel nog droomen koesteren van koninklijk gezag; want hij is, door zijne moeder, neef des Keizers van Rusland, en die verwantschap zou hem te stade kunnen komen, in gevalle de Zweedsche adel zich van bernadotte wilde ontslaan, waartoe dezelve, naar men wil, niet ongenegen is. Lord melville beveelt den Prins aan mijne bijzondere zorgen ten dringendste aan; maar ik zie niet regt, waarin ik hem eigenlijk van dienst zal kunnen zijn. Ik zend u een' nieuwen brief van Lady dundas van Arniston. Ik vrees, dat gij eenigzins achterlijk geweest zijt in het overhandigen der vroegere; een derzelven bevatte een papier van eenige geldswaarde. Om 's hemels wil, wees toch wat naauwkeuriger in het bezorgen der brieven, welke men u toevertrouwt; want, drijft soms bloote goedwilligheid de menschen om te schrijven, met het éénige doel om dienst te doen, zoo kan het gebeuren, dat zij diezelfde gelegenheid bezigen, om berigten of dingen van aanbelang aan hunne correspondenten over te maken; getuige de brief, waarvan ik u hierboven sprak. Misschien zult gij u door uwe vrienden, den Huzaren, hebben laten overreden, dat het korps Officieren van een regement altijd en overal zichzelf genoeg is. Maar, wanneer gij de wereld wat beter zult hebben leeren kennen, zult gij weten, dat pedanten alleen, want | |
[pagina 79]
| |
pedanterie wordt in alle beroepen gevonden, zich van de algemeene zamenleving afgezonderd houden, en dat allen, die zoodanig handelen, bij fatsoenlijke lieden veracht worden. Geloof hierin eenen man, die alleen veel meer van de wereld gezien heeft, dan geheel een korps Officieren zamengenomen, en die zoo gaarne u de vruchten zijner ondervinding zou zien plukken; eene ondervinding, die, van een nederig begin, hem thans tot de eer gebragt heeft, de vader van een' Huzaren-kornet te zijn. Een Officier, die niemand dan zijne mede-Officieren bezoekt, kan de wereld niet leeren kennen. Hij geraakt allengskens met zichzelven ingenomen, en wordt ondragelijk, omdat hij verzuimd heeft, van de gelegenheden gebruik te maken, die zijn verstand konden uitbreiden. Onder de beroemde militairen, die ik gekend heb, en ik heb er velen gekend, heb ik lieden van de wereld ontmoet, die zich in de zamenleving mengden en daarin eenen aanzienlijken rang bekleedden. Doe uw best, dat men eenmaal van u hetzelfde moge zeggen. Om het bittere mijner preek te verzoeten, zal ik u zeggen, dat ik, daar uw kwartaal heden verschijnt, 50 pond te uwer beschikking heb; maar ik zal wachten tot gij trekt, en daarin doen als de spoken, die niet spreken vóór dat men hen aanspreekt. | |
Edimburg, 3 December 1819.Wij zijn nu allen, voor ons winterverblijf, hier in de stad gevestigd; dat is te zeggen allen behalve ik, die eerlang mijnen weg zuidwaarts moet nemen. Laatstleden zaturdag hebben wij een bezoek van Prins gustaaf wasa, die den naam van Graaf van Itterburg voert, gekregen. Tot reisgezel of Gouverneur heeft hij den Baron polier, een' Zwitser van uitstekende letterkundige verdienste en niet minder aanzienlijken rang. Langen tijd hebben zij het portret van Koning karel XII beschouwd, hetwelk, gelijk gij zeker nog niet vergeten zult hebben, boven den schoorsteenmantel onzer eetzaal prijkt. Allen waren wij getroffen door de gelijkenis tusschen dezen IJzerkopGa naar voetnoot(*), gelijk de Janitsaren hem noemden, en deszelfs afstammeling. Gezegde afstammeling is een zeer welgemaakte knaap, met zachte en vriendelijke manieren. Wij hebben den dag regt aangenaam | |
[pagina 80]
| |
doorgebragt. De Prins en deszelfs reisgenoot hebben zich zeer met Kapitein adam verlustigd, die bij deze gelegenheid zichzelven overtroffen heeft; even als de barbier van Bagdad, heeft hij den dans gedanst en het liedje gezongen van allen, waarvan hij sprak. Het doet mij leed, dat ik u omtrent den staat des lands niet anders dan slecht nieuws kan mededeelen..... Ik moet ballantyne zeggen, dat hij u zijn weekblad toezendt; dikwijls zult gij daarin dingen ontmoeten, welke u genoegen zullen doen te vernemen, en u verhinderen zullen, ons oude Schotland te vergeten. Men is bezig een korps kavallerie te Edimburg op de been te brengen, en werft daartoe welgemaakte jongelieden en goede paarden aan. Zij hebben mij de eer aangedaan, mij tot honorair Kapitein te benoemen, als zijnde mijn aktieve diensttijd reeds lang verstreken. Zorg daarom niettemin voor mijne sabel, ingeval van eenige beslissende gebeurtenis. Ik heb zoo goed als vast besloten, om, wanneer de zaken binnenslands slechts tamelijk in rust blijven, eene reis naar het vasteland te doen. Ik zal charles met mij nemen, dien ik voornemens ben twee of drie jaren in het beroemde Instituut van fellenberg te laten, waarvan ik veel goeds hoor zeggen. Ik geloof, dat zulk een verblijf buitenslands, behalve dat het uwen broeder gemeenzaam met het Fransch en Duitsch zou maken, want hij zal aldaar niets anders hooren, ook nog het voordeel zal hebben te beletten, dat hij op zijn veertiende of vijstiende jaar een saletjonkertje worde, hetgeen mij onvermijdelijk schijnt, wanneer hij te Edimburg blijft. Ik heb u gezegd, dat ik ook voor u verlof zal trachten te bekomen, wanneer zulks uwe dienst niet hindert. Is mijne kas wèl voorzien, dan zal ik ook uwe zuster en uwe moeder medenemen. Gij zoudt dan met haar over Parijs kunnen terugkeeren, ingeval ik naar Italië doorreisde. Dit alles zijn alsnog slechts kasteelen in de lucht; maar zoo goed als zeker is het, dat charles en ik de reis zullen doen, en gij, hoop ik, zult ons verzellen. Vergeet den tijd niet: omstreeks half Julij. Maar zoo, hetgeen God verhoede, onze staatkundige gezigteinder betrok, zouden noch gij noch ik den post verlaten kunnen, waarop de eer ons roepen zou. Charles heeft aan het hoofdeneind van zijn bed een' ouden degen opgehangen, die, om sneller tot gebruik gereed | |
[pagina 81]
| |
te zijn, geene scheede meer heeft. Op dat wapen moeten wij rekenen, om ons tegen de Radicalen te verdedigen. Ondanks dezen waarborg, is anna voor de misnoegden zoo bang, dat, toen zij gisteravond van Porto-Bello terugkwam, waar onze jufvrouwen met de scott's van Harden waren gaan dansen, zij iederen voorbijganger voor een' Radicaal aanzag. Sophia, dit verstaat zich van zelf, toont zich verstandig en filozosisch; maar Mama staat nog op het punt, dat zij niet begrijpen kan, waarom wij dat geboefte maar niet oppakken en zonder form van proces opknoopen.
De onderstelde zamenzweringen der Radicalen lieten geen' slaap in de oogen van den armen Sheriff komen. Een' veldtogt tegen deze bestiae ferae vooruit meenende te zien, wil hij, dat zijn zoon, de Huzaar, in den roem daarvan deele. ‘Houd u gereed,’ schrijft hij hem, ‘om met allen spoed herwaarts terug te keeren, ingeval de Hertog van york u mogt magtigen, voor eenen tijd in uw geboorteland te dienen; eene magtiging, om welke ik niet zal nalaten aanzoek te doen, zoo de zaken nog slechts in het geringste verergeren. Hetgeen het schrikbarendst is, is het ondoordringbaar geheim en stilzwijgen, hetwelk de Radicalen over al hunne woelingen bewaren. Evenwel, daar zij noch wapenen, noch krijgstucht, noch geld, noch behoorlijk bestuur hebben, zouden zij alleen bloedstorting kunnen te weeg brengen, en, volgens hunnen geliefkoosden smaak, zich aan plundering overgeven.’
‘Ik ben te oud om te vechten,’ schrijft hij in eenen anderen brief; ‘maar nooit is men te oud, om, als een man van moed en eer, voor de verdediging der grondbeginselen, welke men steeds heeft voorgestaan, te sterven.’ (Welke andere taal zou walter scott wel gevoerd hebben, wanneer de vijand voor de poorten van Edimburg gestaan had? - Wij zullen deze uittreksels besluiten met eenen laatsten brief, waarin weder van Prins gustaaf gesproken wordt.)
Waarde walter! Hier ingesloten zult gij een' wissel voor uwe toelaag vinden. Draag zorg, dat gij goede banknoten krijgt. Gij zult zelfs wèl doen, hierover met den- | |
[pagina 82]
| |
geen te spreken, dien Lord shannon aan u heeft voorgesteld; want beginnen de banken ééns betaling te staken, dan blijft de losbarsting zelden bij de eerste. - Het spijt mij zeer, dat gij uw paard verloren hebt. Gij zult u een tijdlang de striktste zuinigheid moeten opleggen, om rond te schieten: ik ben op dit oogenblik niet in staat, u te hulp te komen. Zoodra ik er toe in de mogelijkheid zal zijn, zal ik u eenig geld doen toekomen. Middelerwijl koop niets, dan hetgeen gij volstrekt noodig hebt. Ik ben verleden week naar Abbotsford gegaan, en heb er een dag of acht doorgebragt, om er den Graaf van Itterburg te ontvangen. Hij scheen in onzen huiselijken kring genoegen te scheppen, en zeer aangedaan te zijn, toen hij ons verliet. Ik beklaag hem; want hij is in een' zonderlingen en belemmerenden toestand, en ik heb het beste denkbeeld van zijn hart. Op het punt om van ons afscheid te nemen, gaf hij mij een prachtig cachet, met ons nieuwe wapenschildGa naar voetnoot(*) op een ametist gegraveerd, ten geschenke. Mijn naam is er op de eene en die van Prins gustaaf op de andere zijde in gesneden. Hij is voornemens eene reis naar Ierland te doen, en zal waarschijnlijk door Cork komen. Verzuim niet, den Graaf en den Baron aan uwe Officierstafel ten eten te noodigenGa naar voetnoot(†). Ik twijfel niet, of Kolonel murray zal, bij die gelegenheid, uw aanzoek ondersteunen. Mama, anna en charles zijn wèl; sophia klaagt op nieuw over hare oude verzwikking. Ik heb haar gewaarschuwd, op hare hoede te zijn, want dat lockhartGa naar voetnoot(§) haar ons op den hals zou laten, vermits wij borg gebleven zijn, dat wij haar zonder gebrek zouden leveren. Blijf u, wat ik u bidden mag, op uw Fransch toeleggen, en vergeet niet, hoe zeer het mij ter harte gaat, dat gij u in het Hoogduitsch oefent. |
|