daarbij beleefd genoeg, op de tafel van zijnen heer een' brief achter te laten, waarin hij hem wegens zijne ontrouw om vergiffenis verzoekt, beweert, dat hij zich in de noodwendigheid bevonden heeft, hem dezen schat te ontnemen, en daarbij zegt, dat het eenen zoo beroemden kunstenaar veel ligter vallen zal zijn verlies te herstellen, dan hem, eenen armen drommel, zulk eene gulden gelegenheid weder te vinden. Na deze eigenaardige knechtsredenering, heeft de beleefde dief, aan het slot van zijn schrijven, getrouw aan het gebruikelijke formulier, ‘de eer te zijn’ enz.
Toen degeen, uit wiens berigten deze bijzonderheden getrokken zijn, den beroemden beeldhouwer bezocht, was deze bezig, het heerlijke basrelief der Nemesis te vervaardigen. ‘Het was, (zegt hij) naar mij voorkwam, bijna voltooid, en niettemin deed thorwaldsen, midden onder het praten, zulke geweldige hamerslagen op het stuk, dat ik van angst de oogen sloot, vreezende getuige te zullen zijn, dat er een slag mislukte. De Godin is staande voorgesteld, op eenen wagen; gestalte en houding zijn edel en ontzagwekkend; eene achtbaarheid, die moeijelijk te beschrijven zou zijn, verkondigen hare wezenstrekken, en reeds de wijs, waarop zij hare paarden bestuurt, schijnt hare onwederstaanbare magt aan den dag te leggen. Twee rossen trekken den wagen. Het eene, dat de Gehoorzaamheid verbeeldt, treedt rustig voorwaarts; maar zijne ongedwongene beweging toont slechts onderwerping, geene slaafsche onderdanigheid. Aan de andere zijde vertoont een vurig ros de Weêrspannigheid. Thorwaldsen heeft de gelegenheid waargenomen, om een jong renpaard hier in al deszelfs schoonheid te vertoonen. Met den kop als in vlammen, de neusgaten wijd geopend, steigert het en duldt met moeite den teugel. Schoon slechts ten halve zigtbaar, wekt het de hoogste bewondering. Twee Geniën volgen den wagen, van welke de een, met den horen van overvloed in de hand, de Genius der Belooning is. (Dus Nemesis niet voorgesteld als Wraakgodin, maar juister als Godin der Vergelding.) De andere Genius voert een uitgetogen zwaard; het is die der Straf. De raderen des wagens zijn overdekt met zinnebeelden, waarvan de beschrijving te uitvoerig zou worden. Een dierenriem omvat, als een gewelf, de geheele zamenstelling. Dit basrelief, uit sneeuwwit Carrarisch marmer, is het eenige, hetwelk thorwaldsen geheel alleen vervaardigd