lezer kan ze meer, dan ons lief is, vinden. Bij sommigen moge die aangeslagen toon welgevallig zijn, als hebbende iets erbaulichs; ons smaakt verstandige redenering, die daarom geene drooge behoeft te zijn, veel beter, en het opwekkende, vertroostende, hartverheffende heeft bij ons eene dubbele verdienste, wanneer het kort is. Naar het Voorberigt te oordeelen, heeft de Schrijver plan, onder anderen, aanleidingen tot aanspraken aan de Avondmaalstafel, ten behoeve zijner jongere Ambtsbroeders, in het licht te zenden. Dit moeten wij hem welmeenend afraden; niet omdat wij hem niet in staat achten, om daarvan uitmuntende proeven te geven; het tegendeel is dubbel waar; maar dewijl wij ons overtuigd houden, dat zich het houden van doeltreffende aanspraken aan de tafel des Heeren evenmin door theorie of modellen laat aanleeren, als het uitspreken van een gepast en treffend gebed. De proeven, door van der veen van de bedoelde aanspraken gegeven in zijn Handboek over het Avondmaal, hebben ons in deze overtuiging eerder versterkt, dan die verzwakt. Wij voor ons althans bemerken telken male, hoeveel individueels zich ongemerkt in deze aanspraken vlecht, en het zien van éénen enkelen dischgenoot geeft niet zelden eene geheele wending aan de voorgenomene rede, die doorgaans na dergelijke indrukken van het oogenblik niet minder hartelijk wordt, en hierdoor, mogen wij denken, te beter haar hoofddoel bereikt. Zoo vloeit ook vaak het bij het aangaan ter tafel gelezene of gezongene in op hetgeen wij zeggen. Tot het vlot en vlug spreken behoort zekerlijk oefening; maar deze is uit boeken of voorbeelden toch niet te leeren, en de pas beginnende treft doorgaans eene kleinere Gemeente aan, in welke zoo vele tafels niet op elkander volgen, zoodat het gevaar van herhalingen zeer klein wordt. Doch, zoo voortschrijvende, zouden wij vergeten, dat wij niet onze
denkbeelden over Avondmaals-aanspraken, maar eene aankondiging van het geschrift des Eerw. radijs ten papiere brengen.