en vermaningen, in zijne verhalen te vlechten, of ze den Lezer zelven, door eigene toepassing van het verhaalde, daaruit te laten putten. Zijne karakterschetsen zijn treffend; zijne schilderingen, naar het vereischt wordt, krachtig of bevallig, zonder langwijlig te zijn. Regt geestige spelingen persen nu en dan een' glimlach af, te midden der doorgaans niet vrolijke tooneelen; terwijl, wanneer de Lezer soms, uit belangstelling in de handelende personen, door vooronderstelde ontdekkingen, als door vreeselijke spooksels, verschrikt wordt, het voortlezen hem weder van den schrik doet bekomen, zonder dat de leeringen, die de Schrijver hem geven wil, daardoor iets van hare kracht verliezen.
Heeft Rec. dan geheel geene aanmerkingen op het plan des werks? Ziedaar eene andere vraag! Ja, hij heeft die; maar, wilde hij ze hier mededeelen, hij zou eene schets van het verhaalde moeten geven, en dit wilde hij liefst vermijden, om den Lezer niet een groot gedeelte der genoegens te ontrooven, die eigene lezing hem geven zal. Alleen dit: hij had voor den schrijver der brieven, waaruit het boek ten grootsten deele bestaat, voor den edelen jongeling, die anderer leed in zoo groote mate had helpen dragen, die zelf daaronder zooveel geleden had, en zoo vele pogingen had aangewend, om anderer lot, zoo mogelijk, te verbeteren, wel eene meer bevredigende uitkomst gewenscht.
Verlangt men, bij voorraad, het aspunt te kennen, waarom zich alles hier als beweegt? Het is de waarschuwende les aan kinderen, zich door ongehoorzaamheid aan hunne ouders, ook dán wanneer de redenen der handelingen en bevelen van deze hun onverklaarbaar en hard toeschijnen, niet voor het geheele volgende leven ongelukkig te maken. De Bijbelplaats, bl. 343 tot dit oogmerk aangevoerd, staat daar op hare plaats; anders is de Schrijver, gelijk de Duitschers en hunne Noordsche naburen deze gewoonte wel meer hebben, wel eens wat te kwistig met zijne toespelingen op Bijbelsche uitdrukkingen en personen, daar waar zij gevoegelijk achterwege hadden kunnen blijven.
De Nederlandsche Vertaler schijnt voor zijne taak wél berekend geweest te zijn. Jammer, dat hij eenige ingeslopene Germanismen niet vermeden, of bij de herziening met goed Nederduitsche woorden verwisseld heeft. Leider! voor helaas, een vredige avond, de stilte lastte op mij, doorbragt (voor doorgebragt) houden wij niet voor goed Hollandsch. Dat toch ieder Schrijver of Vertaler wake tegen het langzamerhand in gebruik helpen brengen van zoodanige bastaardwoorden! Het lezend Publiek loopt daarvan buitendien dagelijks maar al te veel gevaar, al las het ook niet anders dan zeker, overigens in andere opzigten verdienstelijk, Dagblad.
No. XI. Boekbesch. bl. 465. reg. 17. leze men: foeke.
- - bl. 471. reg. 12. v.o. is het woord door uitgevallen.