derhandelingen, in 1615 te Lubeck gevoerd, door de afgevaardigden van de Geldersche Hansesteden en Deventer, met de Duitsche Hansesteden, door Mr. l.a.j.w. baron sloet (bl. 188-198). Beide belangrijk, doch voor geen uittreksel vatbaar. - De Heer van bolhuis onderzoekt, bl 199-206, de vraag: Heette Dordrecht vroeger Durfos? en beantwoordt die ontkennend. Hij toont aan, dat de plaatsen, bij den Kronijkschrijver regino, op het jaar 897, Durfos en Florichingae genoemd, verkeerdelijk voor Dordrecht en Vlaardingen gehouden zijn, en veel hooger aan de Maas, in het Namensche of daaromstreeks, moeten gezocht worden. Hij gist, of voor Durfos niet moet gehouden worden zeker plaatsje aan de Maas, 't welk op oude kaarten Foz genoemd wordt. Dur toch beteekende, volgens sommigen, bij de oude Duitschers, water; en dus kon Dur-Foz beteekenen Foz aan de Rivier, in tegenoverstelling van het meer westelijk gelegen Fosse, 't welk niet aan de Maas ligt. Wij vinden deze gissing wat zwak en vergezocht. Trouwens met Etymologiën kan men tot in het oneindige gissingen maken. Met meer schijn van waarheid houdt hij Florichingae voor Florenges in de Ardennes. - Op
dit stuk volgt eene Oorkonde, houdende een Handelsvoorregt aan die van Kuilenburg in 1433 te Calais verleend. - Het overige bestaat uit (zeer uitgewerkte) Aankondigingen van nieuwe Werken over Vaderlandsche Geschiedenis, Berigten enz. Onder deze moeten wij hulde doen aan het uitmuntend Verslag, door den Heer nijhoff geleverd, van van doorninck's geleerde, maar misschien wat al te uitvoerige (bekroonde) Latijnsche Verhandeling over de grenzen van Friesland in de Middeleeuwen. Dit Verslag alleen is 21 bladzijden groot, en zal hoogst nuttig en welkom zijn aan allen, die belangstellen in de zaak, maar den tijd missen, om de uitgebreide Verhandeling van den Heer van doorninck te bestuderen.
Vooral niet minder belangrijk dan dit derde is het