Hoe komt dit? Is die ster
Is 't door gebrek aan licht,
Dat men haar niet meer ziet?
Der andre zes verscholen?
Of ging zij elders dolen?’
Ja, hoe verder men komt, op hoe meer platheden men stuit, somtijds zonderling tusschen betere, ja waarlijk goede plaatsen ingeworpen; b.v. bl. 15, midden in eene vrij deftige beschrijving van Natuurverwoestingen, ‘'t regent dat het giet’; bl. 24: ‘Apollo sprak van geld, Diana van betalen, En Jupiter nog meer Van hebben en van halen’, enz.; bl. 35: ‘Zoo is de Neger zwart, en kijkt gelijk een aap, Met fraai ivoorgebit, En wol gelijk een schaap’, enz.; bl. 41: ‘Professers, Docters! redt! Waar blijft de drank zoo lang?’ en dergelijke bespottelijke rijmelarijen meer. Rec. zou nu ook nog kunnen spreken van duistere plaatsen en spreekwijzen, zoo als b.v.: ‘De hemel moet de ziel in God vervoeren’; ‘de ziel wil zijn in God’, bl. 5; ‘alles zal in God wederkeeren’, bl. 28; ‘het mythenhof, waaraan de rede het godsdienstig masker afrukt’, bl. 27; ‘de embryo, het werk der ziel’, en wat er verder, bl. 28, 29, over de ‘jonge ziel’, die ‘als erfgenaam verschijnt’, gezegd wordt. Doch reeds genoeg, om te doen zien, dat, ofschoon de Schrijver het goed moge meenen en veel gelezen hebben, het poëtiseren en philosopheren voor het Publiek zijne zaak in 't geheel niet is.
De zes laatste bladzijden van dit boekje bevatten 1. Verklaringen, d.i. de titels van eenige werken, (met de, hier en daar fautief gestelde, letters van het Grieksche alphabet genommerd) waar, omtrent de in dit Dichtstuk (hier met ρ aangewezen) voorkomende zaken, iets naders te vinden is. 2. Aanwijzingen, d.i. die plaatsen, waar deze of gene der bovengenoemde Auteurs te raadplegen is, waaruit wij, voor de curiositeit, slechts de volgende tot een proefje overnemen: ‘ρ. 16. XIX. zie ϕ,’ (d.i. ‘Historie van willem levend, door e. wolf, geb. bekker’: dus op de woorden bl. 16, r. 19: ‘Wie is dan de ijzegrim’, kan men de zes deelen van den willem levend gaan lezen!!) 3. Verdere Verklaringen en Aanmerkingen tot opheldering, waarvan de voornaamste is eene korte beschouwing van het Heelal, of eigenlijk van ons Zonnestelsel en van de vaste Sterren; waarbij wij gaarne instemmen met des Schrijvers betuigde hulde aan het Opperwezen, en met zijne bedoeling, ‘de algemeene verspreiding van kennis’, ofschoon wij vreezen, dat zijn Dichtstuk hiertoe het beste middel niet is.
No. X. Meng. bl. 519. reg. 5 v.o. leze men: alstoen.