overleveringen, enz. bl. 107-127, waar hij juist deze Friesche Sagen, op eene even geleerde als oordeelkundige wijze, aan de echte geschiedenis toetst, en op die wijze tot het besluit komt, dat de overlevering van der Friezen afkomst oorspronkelijk en uit de eerste tijden is, maar later opgesierd en naar de begrippen der ontluikende geleerdheid hervormd; dat zij, in hare eerste eenvoudigheid, mogelijk, ja niet onwaarschijnlijk is; dat zij niet tegen de opgaven der uitheemsche Schrijveren strijdt, mits men de wederzijdsche verhalen met oordeel beschouwe, enz.
Ook vinden wij het vreemd, dat de Heer fockema zijn betoog alleen rigt tegen den Heer de wind. Het gevoelen van dien Schrijver was toch niet nieuw, maar mag integendeel als het meest algemeene beschouwd worden. Of wist Z. Ed. niet, dat, behalve den beroemden emmius, ook de groote Geschiedkenner g.j. vossius, en later gabbema, focke sjoerds, van wijn en meer anderen, eveneens over ocke van scharl of ocko van scarl oordeelden! Wij voor ons twijfelen niet, of het meerendeel der deskundigen, die zich de moeite willen getroosten, om eenige weinige bladzijden dier Kronijk te lezen, zal er eveneens over denken. Want, al is er dan veel, in die Kronijk, omtrent de eerste eeuwen na christus' geboorte geboekt, dat mogelijk is, welken waarborg geeft dan nog die ocko van scarl (die, zoo hij bestaan heeft, in de Xde eeuw moet geleefd hebben) voor de waarheid of wezenlijkheid daarvan? En zoo men tevens, bij elken stap, opgaven aantreft, die tegen alle andere berigten van echte en gelijktijdige Schrijvers aandruischen, kan men dan nog in gemoede volhouden, dat ocko van scarl een geloofwaardig Schrijver is? - De Heer fockema schermt, in zijn betoog, wat te veel met de mogelijkheid; maar dit is, in de Geschiedenis, niet genoeg: deze wil waarheid, of ten minste eenigen waarborg voor de waarheid.
Gelijk dus het taalkundig gedeelte van dezen arbeid oppervlakkig is, en op lossen grond, op loutere onderstelling rust, voor zoo veel de uitspraak der Grieksche taal betreft; eveneens is zulks, in nog meerdere mate, met het geschiedkundig gedeelte het geval: en het zij den ervarenen Staathuishoudkundige welmeenend in bedenking gegeven, of hij, alvorens zich in het openbaar weder uit te laten over onderwerpen, waarvan hij, in den loop zijns levens, tot dusverre,