is zoo zeer door de gewoonte gewettigd, dat, wanneer aan het lezend publiek iets, dat eenigermate bruikbaar is, wordt aangeboden, wij nimmer zulke stukken met zoodanige gestrengheid willen beoordeelen, alsof zij als modellen worden geleverd. Voor het gevoelen, dat de 104 Psalm met den 103den één geheel heeft uitgemaakt, vinden wij geen grond, noch ook, dat david van eerstgenoemden Psalm de dichter is. Ook de opvatting, dat de dichter in denzelven de orde van het scheppingsverhaal, door mozes aangeteekend, zou gevolgd zijn, zoodat achtereenvolgende bezongen wordt: vers 2, wat op den eersten dag der schepping heeft plaats gehad; vers 2 tot 4, hetgeen gebeurde op den tweeden dag, enz. noodzaakt den Schrijver tot eene zeer gezochte overbrenging der verschillende gedeelten van dezen Psalm. Eene overbrenging, die het den Redenaar dan ook niet mogelijk is vol te houden met het scheppingswerk van den vijfden en zesden dag. - Wat voor het overige het praktikale gedeelte der beide leerredenen betreft, kunnen wij dezelve, om den hartelijken toon en goeden geest, die er in heerscht, met alle ruimte aanbevelen.