Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1838
(1838)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 368]
| |
Met dit gedeelte heeft de werkzame Vertaler de opgenomene taak gelukkig ten einde mogen brengen. In dit derde Stuk worden de volgende Afdeelingen gevonden, beginnende met de zesde, van de pijnlijke en krampachtige ziekten van bijzondere deelen, welke in een eerste en tweede gedeelte wordt gesplitst; van de pijnlijke ziekten, en van de krampachtige ziekten van enkele werktuigen des vormenden levens. Deze Afdeeling bevat elf Hoofdstukken, in welke, volgens des Schrijvers verdeeing, ziekten zamengevoegd worden, die, wat aard, oorzaak en verschijnsels betreft, verre van elkander behoorden te staan, b.v. het herkaauwen en de hartklopping. In de zevende Afdeeling worden de meer algemeene zenuwziekten behandeld, die zich door verhooging, verkeerdheid of onderdrukking der gewaarwordingen en krampen of stuipen openbaren. De achtste beschrijft, in vier Hoofdstukken, de zenuwziekten, die met onderdrukking of zwakte der krachten van het werktuig des gevoels en der zenuwen gepaard gaan. In de drie Hoofdstukken der negende Afdeeling vindt men de ziekten, die zich door verhoogde of verzwakte gewaarwordingen der uiterlijke zintuigen openbaren. In de vier Hoofdstukken der tiende Afdeeling worden de ziekten der ziel beschouwd; terwijl in een aanhangsel tot dezelve nog van het slaapwandelen en van de nachtmerrie gesproken wordt. Het zijn dus voor een groot gedeelte, zoo als men haar noemt, slepende ziekten, waarmede de Schrijver zich hier bezig houdt. Het is vooral moeijelijk, deze behoorlijk te rangschikken, dewijl vele te zeer met de voorafgegane ziekten zamenhangen, om ze als zelfstandige gebreken te kunnen beschouwen. Dit bezwaar zal echter van minder belang wezen, indien slechts elke ziekte op haarzelve wél en duidelijk geschetst is. Het zoude echter te verre heenleiden, indien men, uit dit oogpunt, elke der hier voorkomende ziekten aan een afzonderlijk onderzoek wilde onderwerpen en beoordeelen. Deze aanmerkingen zouden ook meer te- | |
[pagina 369]
| |
gen het oorspronkelijke werk, dan tegen de vertaling, gerigt moeten zijn. Wij zullen ons derhalve slechts tot eene en andere bijzonderheid bepalen. Daar de Vertaler bij het Hoofdstuk over de aangezigtspijn ook van de aanwending der veratrine gewag maakt, had hij wel naar de Verhandeling van turnbull kunnen wijzen. Ook behoeft de veratrine niet altijd in den vorm van zalf aangewend te worden. Bij de vermelding van het kreosotum tegen de tandpijn had tevens voorzigtigheid bij het aanwenden van dit middel moeten aanbevolen worden. Wat den hartvang betreft, is den eerstbeginnenden vooral omzigtigheid aan te bevelen in het aanwenden van prikkelende middelen, die onder anderen opgegeven worden § 1378, zoo als dit ook door den Schrijver geschiedt. Uit de beschrijving der ziekte blijkt reeds, dat gebreken van het hart meestal ten grond liggen, ook waar jicht schijnt in het spel te wezen. De dikwijls gelijktijdige aandoeningen van het hart en hartezakje, door bouillaud opgemerkt bij jichtachtige gewrichtsaandoeningen, verdienen ook bij den slependen vorm bijzondere aandacht. Het wekt verwondering, bij de watervrees volstrekt geen gewag gemaakt te zien van de belangrijke Verhandeling van Dr. hertwig; (zie Journ. der pr. Heilk. 1828. Supplement-Heft.) Op het Hoofdstuk der beroerte en der verlamming zoude, uit het gezigtpunt der ontleedkundige ziektekunde, nog al een en ander aan te merken en bij te voegen vallen. Het wekt verwondering, hier geen der nieuwere werken vermeld te vinden, zoo als onder anderen van lallemand. Hetzelfde zoude ook van de zielsziekten gezegd kunnen worden. Daar echter deze tak der Geneeskunde, ook die der ooggebreken, tegenwoordig zulk eene uitgebreidheid heeft gekregen, dat zij als geheel op zichzelve staande gedeelten behandeld worden, kan men, in een werk als het onderhavige, naauwelijks iets meer dan eene enkele aanwijzing verwachten. | |
[pagina 370]
| |
En hiermede heeft de vlijtige Vertaler zijne taak afgewerkt. De vertaling is over het algemeen wél uitgevallen, en door dezelve eene dienst bewezen, vooral aan die kunstoefenaren, welke, door gebrek aan taalkennis, buiten staat zijn, nuttige werken van dien aard, buitenslands geschreven, te lezen, en ook geen toegang kunnen vinden tot die, welke in ons land uitkomen, maar in eene voor hen onverstaanbare taal geschreven zijn. In eenen geheel practischen geest geschreven, en vooral niet eenzijdig, kan dit werk in vele gevallen tot eene veilige vraagbaak verstrekken. Het stichte nut, en ook daarin vinde de Vertaler zijne belooning! |
|