Beide deze Leerredenen komen daarin overeen, dat derzelver uitgave een liefdadig oogmerk heeft. Dat van de eerste leest men op den titel; dat van de tweede was oorspronkelijk, bij inteekening, ten voordeele van de Diaconie der Hervormde Gemeente van Maastricht, en nadat hieraan voldaan was, werd het kopijregt door de Uitgevers overgenomen. Beide hebben belangrijke onderwerpen; en ofschoon daarbij, vooral bij de eerste, plaatselijke en tijdelijke omstandigheden moesten onder het oog gehouden worden, zijn zij echter zóó behandeld, dat zij ook elders, als iets algemeen gewigtigs, met nut en genoegen kunnen gelezen worden. Beide, vooral de eerste, ontleenen haar plan uit den tekst, en volgen dit over het algemeen getrouw: van het derde stuk der laatste, de drangredenen tot menschenliefde, ligt de eerste, het toonen van de hooge waarde der menschheid, en de laatste, het zich vormen voor den Hemel, wel het minst in den tekst. Beide nemen wel geen hooge vlugt van welsprekendheid, maar behandelen toch hare onderwerpen in geleidelijke orde, spreken gezonde Christelijke taal, woorden van ernst, liefde en vrede, hier en daar op eenen hartelijken toon. Beide hebben door haar slot, ofschoon zeer verschillend in stof en vorm, Rec. wel het minst bevredigd: dat van de laatste is te veel locus communis en declamatie over het toekomende leven; dat van de eerste daarentegen wel vreemd, maar droog: immers nadat, na de bevestiging, Gez. XCI:3 gezongen was, eindigt de Spreker aldus: ‘Kan ik, geliefde Medebroeder! een belangrijker zegenbede over u uitstorten, dan die in het 20ste en 21ste vers van ons teksthoofddeel vervat is: De God nu des vredes,’ en wat daar meer volgt; en hierop: ‘Toehoorders! ik eindige mijne rede met vs. 22: Ik bidde u, Broeders! verdraagt het woord dezer vermaning! Amen.’ Eilieve! wat heeft die dorre citatie van
hoofddeel en vers met het plegtige slot van eene treffende kerkelijke plegtigheid te maken? en welk goed Redenaar kan dit aldaar goed uitspreken? - Voor het overige hebben wij