nieuw uit het Hoogduitsch vertaald, door P.H. Hugenholtz, Th. Doct. en Predikant te Rotterdam. Iste Deel. Te Rotterdam, bij van der Meer en Verbruggen. 1837. In gr. 8vo. 379 Bl. De prijs van het compleete werk, in IV Deelen, is, bij Inteekening, f 10-: en buiten Inteekening f 13-:
Het aangekondigde werk van den eerwaardigen Zurichschen Predikant pfenninger, waarvan, in 1785 en later, eene vrij goede Nederlandsche vertaling het licht zag, werd steeds door onze, op godsdienstige schriften prijs stellende Landgenooten, in hooge eere gehouden, zoo wel om den echt-Evangelischen zin, die er overal in doorstraalt, als om de zuivere karakterschildering en smaakvolle bewerking. Ten gevolge dier algemeene hoogschatting, is de genoemde vertaling thans geheel uitverkocht, en het was een gelukkig denkbeeld, daarvan eene tweede uitgave te bezorgen.
De herziening van de vroegere vertaling, en de vergelijking van dezelve met het oorspronkelijke, werd, met dit inzigt, aan den geachten Rotterdamschen Predikant hugenholtz opgedragen, wien het echter al ras bleek, dat de ongenoemde Vertaler niet alleen hier en daar den waren zin der woorden gemist had, maar ook dikwijls fijne trekken in pfenninger's voorstelling voorbijgezien, en door uitbreiding en omschrijving veel van de uitstekende natuurlijkheid en losheid dier voorstelling had doen verloren gaan. Dit deed hem tot eene geheel nieuwe vertaling besluiten; terwijl zijn Stadgenoot, de Heer g. van reyn, op zich nam, de poëzij, hier en daar in de Joodsche Brieven voorkomende, en waaromtrent men zich in de vroegere vertaling almede groote vrijheden had veroorloofd, insgelijks geheel naar het oorspronkelijke, op nieuw te bewerken.
De taak, alzoo door den Eerw. Vertaler op zich genomen, was ver van ligt, ook dewijl het moeijelijk valt, Duitsche werken als dit, die van zegswijzen uit de taal des dagelijkschen levens overvloeijen, getrouw en toch