Boekbeschouwing.
Tweetal Leerredenen, gehouden na het overlijden van den Weleerw. Heer G.L. van Oosten van Staveren, in leven Predikant te Drempt, door A. Radijs, Predikant te Doesborgh. Te Doesborgh, bij Kets en Lambrechts. In gr. 8vo. 51 Bl. f :-60.
Bij het treffend sterfgeval van den jongen Predikant van oosten van staveren, die nog geen drie maanden het Leeraarsambt te Drempt bekleed had, heeft de Weleerw. Heer radijs, die den overledenen had leeren kennen, zich opgewekt gevoeld, om de eerste der bovenstaande Leerredenen te houden, aanstonds na hetzelve, in zijne eigene Gemeente; de andere, als Lijkrede in die van Drempt, acht dagen later; en op verzoek van velen, ook van des overledenen betrekkingen, geeft hij beide thans uit, verzoekende, dat ‘men ze beoordeele met billijkheid; niet naar de regelen der kunst, maar als uitvloeisels van een diep bewogen hart, hetwelk door eigene ervaring de smart des levens kent, en geleerd heeft te weenen met de weenenden.’
De eerste Leerrede, ten tekst hebbende Ps. XXXIX:6b: ‘Immers is een ieder mensch, hoe vast hij staat, enkel ijdelheid,’ handelt over de broosheid des menschelijken levens, en stelt eerst ‘de gedachte daaraan van hare aandoenlijke zijde’ voor, daar zij 1. ‘den stempel der nietigheid zet op de goederen en het genot dezer wereld;’ 2. ‘de vreugde der liefde en der vriendschap vergalt;’ 3. ‘zelfs onze werkzaamheid belemmert.’ (De tekst, die hier over 't geheel meer als aanleiding dient, zou misschien nog meer aanmerking vorderen op dit punt: hoe vast hij staat.) Ten andere doet zij opmerken, ‘welk een' voldoenden troost het Evangelie ons daartegen aanbiedt,’ 1. ‘door het geloof aan God, onder wiens wijs en liefdevol bestuur