bel's Vergänglichkeit; maar het is, in plaats van eenvoudig, dikwijls plat, en zeer gebrekkig geversificeerd: hoort slechts de eerste regels:
't Wordt avond. De scheemring daalt vroeg op ons pad.
't Is stil bij den weg. Zijn we ver nog van stad?
Ja, wēl
een uur nog. 't Werd
laat ook te Zeist, enz.
of regels als deze:
En denkt niet: de wereld is zōo
aan vreugd.
De beide volgende stukjes: Troostwoord en Op 's levens reisweg, ademen insgelijks eenen vromen geest, maar onderscheiden zich niet. Het Vaarwel is hartelijk gemeend, maar voor het publiek zonder belang. In de beide laatste stukjes: Het papiermaken en De Hollandsche Boter, komen goede en aardige coupletten voor. Maar waartoe dit kleine boekje afzonderlijk het licht moest zien, begrijpt Rec. niet. De Heer christemeijer zal er geen dichterlijken roem bij winnen. Intusschen, de druppel worde verzwolgen in den reuzenstroom van dicht en rijm, die toch door geen dammen of dijken is te beteugelen!