Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1838
(1838)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijL'hivernage des Hollandais à la Nouvelle-Zemble, 1596-1597, traduit de Tollens, par Auguste Clavareau, Membre de la Société de Littérature de Leyde, Correspondant de l'Institut des Pays-bas, Chevalier de l'Ordre du Lion Néerlandais. Troisième édition, ornée de huit lithographies et du portrait de l'Auteur. Maestricht, F. Bury-Lefebvre, etc. 1838. 4to. 73 pag. f 4-:Het valt niet te ontkennen, dat het voor onze nationale eigenliefde een aangenaam gevoel is, wanneer wij deze en gene meesterstukken onzer letterkunde in vreemde talen zien overgebragt. Onze schoone moedertaal wordt door vreemden te zelden beoefend; en hoe vele jammerlijke vooroordeelen, bij volslagene onkunde, er omtrent ons land, onze zeden en gewoonten, ons volkskarakter en onze literatuur bestaan, daarvan kan bijna ieder buitenlandsch werk getuigen, dat over ons vaderland handelt. De Heer clavareau, die zich door de overbrenging van zoo vele stukken reeds eenen beroemden naam heeft gemaakt, heeft daarom ook aanspraak op onze erkentelijkheid, maar nog meer op de erkentelijkheid van het vreemde publiek, waarvoor hij eigenlijk schreef, | |
[pagina 313]
| |
en aan hetwelk hij de gelegenheid schonk, om zich met verschillende meesterstukken onzer Dichters bekend te maken. Rec. acht het een gelukkig denkbeeld van den Heer clavareau, dat hij ook de Overwintering op Nova Zembia van tollens gekozen heeft en daarvan eene vertaling heeft ondernomen. Het onderwerp is algemeen belangrijk, de dichttrant eigenaardig, het stuk vol van schoonheden van den eersten rang. Groot waren ongetwijfeld de moeijelijkheden, bij de overbrenging te overwinnen, en het sprak van zelf, dat verschillende gedichten meer vrije navolgingen dan vertalingen moesten worden. Dit geldt vooral van vele beschrijvingen met hare scheepstermen, met haren rijkdom van woorden, op alles, wat het zeewezen en leven betreft, betrekkelijk. Het zou te veel gevergd zijn, indien wij daar overal naauwkeurig wilden terug ontvangen, wat tollens heeft gegeven, en bij eene vergelijking van het oorspronkelijke met de navolging zal men den Heere clavareau den lof niet weigeren, dat hij zich over het algemeen zeer goed van zijne moeijelijke taak heeft gekweten. Zoo, gelijk het stuk daar ligt, kan het den Franschen lezer een vrij goed denkbeeld van het oorspronkelijke geven; en dat het met belangstelling is ontvangen, daarvan getuigt de derde druk, (eene wezenlijke prachtuitgave) die Rec. hier voor zich heeft. Met dat al houde men den Rec. eenige bedenkingen ten goede. Zij zullen gelegenheid geven, om te gelijk den toegezwaaiden lof door eene proeve te staven. Rec. kiest daartoe een gedeelte van de beschrijving van den zondag:
Quelquefois, aux saints jours, ils préparent la chair
Que le sel préserva des outrages de l'air,
Et dévorant des yeux le vase, qui bouillonne,
Attendent un repas, que la faim assaisonne.
Mais avant de toucher à leur frugal festin,
Ils bénissent en choeur l'Arbitre du destin.
Pieux observateurs des coutumes antiques,
Ils entonnent de Dieu les sublimes cantiques,
Et l'écho des rochers, longtemps silencieux,
Répète de David les chants religieux.
Deze regels zijn ongetwijfeld in vele opzigten fraai en ge- | |
[pagina 314]
| |
lukkig overgebragt,Ga naar voetnoot(*) en kunnen als eene proeve van de algemeene wijze van overbrenging worden beschouwd. Maar er ontbreken enkele trekken, die niet alleen zeer schilderachtig zijn, maar die ook, naar Recs. oordeel, niet hadden mogen worden weggelaten; b.v.: Zij slaan den Bijbel op, ontblooten allen 't hoosd;
Een hunner, beurt om beurt, eerbiedig opgerezen,
Staat uit Gods heilig woord een roerend stuk te lezen.
Ongaarne verwisselen wij dit met het algemeene: Pieux observateurs enz. Gelukkig is ook veel in het vervolg; b.v.:
L'un d'eux (dans ses regards quelle allégresse brilie!)
Se transporte, en idée, au sein de sa famille,
Redit à ses amis le nom de ses ensans,
L'amour de sa compagne et ses soins si touchans.
en het slot van deze beschrijving:
Sa femme, ses enfans, objets de ses tendresses,
Lui prodiguent encor leurs dernières caresses;
Il entend leurs soupirs, redit leurs derniers mots,
Et sa tremblante voix se perd dans les sanglots.
Maar ook in dit gedeelte wordt de indruk verzwakt door vier regels over
cette rive chérie,
Où se leva pour lui l'aurore de la vie;
regels, die bij deze roerende teekening van huiselijk gevoel en liefde zeer te onpas zijn ingevlochten. De dood van barends is een van die gedichten, welke den Heere clavareau het minst zijn gelukt. Hij laat daar den stervenden eene lange redevoering houden, en zoo gaat de treffende schildering verloren bij tollens, als hij zegt, dat barends poogt te spreken,
Maar stamelt klanken uit, of blijft in snikken steken.
| |
[pagina 315]
| |
Het gevolg is geweest, dat de beminnelijke eenvoudigheid van het verhaal van tollens geheel wordt gemist, en dat wij barends als met uitgezochte woorden hooren gewagen van bords homicides, vainqueurs des ouragans, fortune jalouse enz. Dat is geheel verkeerd gezien, en neemt den indruk van dit aandoenlijke tooneel weg. Op enkele plaatsen schijnt de Heer clavareau den zin niet juist te hebben gevat, of liever door den klank der woorden tot andere denkbeelden gebragt te zijn, dan de Dichter bedoelde, en dan in het verband eigenlijk te pas kwam; b.v.: Helaas! waar vlugt gij heen, verdoolden? Wendt den steven,
Keert weer, naar de oorden weer, voor 't gapend graf begeven!
waarvoor wij lezen:
Retournez vers les bords, que vous abandonnez.
C'est là, que vous attend une tombe paisible.
De Dichter spreekt hier van de zee, als het hun dreigende graf, en moest hun, om hen tot terugkeeren op te wekken, in het vaderland het leven, niet den dood, ook niet eenen vreedzamen dood, voorstellen. Dergelijke aanmerkingen waren er meerdere te maken; maar het geheel verdient lof, en, indien Rec. zijne bedenkingen mededeelde, het is, om den Heer clavareau, wien ook onze hartelijke dank voor deze schoone navolging toekomt, tot gedurige en naauwkeurige beschaving en volmaking zijner stukken op te wekken. Deze uitgave is prachtig gedrukt, en onder de steendrukplaten, schoon zij over het algemeen wat zwart zijn uitgevallen, zijn sommige zeer goede. Zij mogen een sieraad van dit boek worden genoemd. |
|