gen (die dikwerf met de Monniken, vooral met de bedelorden, in strijd waren) op het volk, de jeugd en de herschepping der Godgeleerde wetenschap. Onder deze vereenigingen bekleedde de Broederschap van het Gemeene Leven (over welke wij eene zoo uitmuntende Verhandeling van den geleerden delprat bezitten, waarvan ook de Schrijver een waardig gebruik heeft gemaakt) eene uitstekende plaats.
De levensgeschiedenis van wessel is in drie Hoofdstukken verdeeld, in het eerste van welke zijne afkomst, jeugd en vroegere vorming wordt behandeld. In eene uitvoerige noot (op bl. 34) vindt men verschillende meeningen over den oorsprong van den naam gansefort, volgens anderen gansevoet of gozevoet (doch wij geven liefst, met Schrijver en Vertaler, de voorkeur aan de eerste lezing). In het tweede wordt hij in den mannelijken leeftijd, in het derde in zijnen ouderdom beschouwd; terwijl wij hier tevens eene karakterkundige beschouwing van wessel vinden ingevlochten, die hem tot hooge eere strekt. Immers, nevens vele andere beminnelijke hoedanigheden, bewonderen wij in hem den schoonen, vrijen waarheidszin, die overal uitblinkt. Vast in de hoofdwaarheden, onbewegelijk in de gronden van een Christelijk leven, stond hij nooit halsstarrig op zijn stuk, maar was er steeds op uit, om in kennis der waarheid toe te nemen; want deze zocht hij zijn geheele leven door, ondernam ter harer liefde talrijke reizen, en trachtte haar niet slechts uit de diepte van zijn eigen hart, maar vooral uit de H. Schriften op te delven; en overal zocht hij haar in liefde, daar bij hem kennis en liefde onafscheidbaar waren, en in zijne schatting beide vereenigd de volle waardij aan het leven gaven. Geen wonder, dat een man, die uit zoodanige beginselen werkzaam was en naar zulk een doel streefde, reeds bij zijn leven de liefde en vereering van wetenschappelijke, edele en Christelijke menschen genoot; maar dat ook de nakomelingschap, naarmate zij hare aandacht meer op hem gevestigd heeft, zijn edel karakter, zijne wetenschap,