Opmerkingen, betreffende de bewaring van het Gehoor, en de keuze, het gebruik en misbruik van Oorhorens, enz. van John Harrison Curtis, Oor- en Oogarts te Londen. Naar de tweede Engelsche uitgave vrij vertaald en met eenige Aanmerkingen vermeerderd. Te Amsterdam, bij de Gebr. Diederichs. 1837. In kl. 8vo. 49 Bl. f :-50.
Dit boeksken is als een tegenhanger te beschouwen tot de Aanwijzingen tot het behoud des Gezigts, enz. door j.h. curtis, Oog- en Oorkundige te Londen, uitgegeven bij nayler en comp. 1836. Ondanks het goede onthaal, dezer aanwijzingen te beurt gevallen, en in weerwil dat deze vertaling naar de tweede Engelsche uitgave is vervaardigd, kunnen deze aanwijzingen beschouwd worden, als voor den Geneeskundige niets te bevatten, hetwelk hij niet behoort te weten. Al is hij niet dadelijk Oorkundige van beroep, hij behoort in elk geval oorkundig te wezen. Voor oningewijden behelst het te veel; hier en daar echter genoeg, om hem op eenen verkeerden weg te brengen: getuige bl. 21 het gezegde over den etterenden oorvloed. Ook de eenvoudige oorvloeijing moet niet zoo ligt geteld worden. Een Geneeskundige, zoo als hij behoort te wezen, zoude ook de Otorrhoea niet als op zichzelve staande, en eerst haar, later de Otitis (oorontsteking) behandeld hebben. Maar zoo gaat het, wanneer men onderwerpen, die voor het algemeen niet geschikt zijn, echter der menigte ten beste wil geven.
De nuttige wenken en raadgevingen, hier en daar verspreid, tot een geheel verzameld, met orde voorgedragen en iets breedvoeriger ontwikkeld, zouden beter doel getroffen hebben: zoo als het werkje nu is, wordt dit gemist.
De Vertaler bezigt overal artsenijkamer voor ziekeninrigting of gesticht. De correctie had ook naauwkeuriger kunnen wezen.