het Hoofdstuk, 't welk met deze opmerking eindigt) zich in de nabijheid van steden bevinden; en dat groote speeltuinen op kleine buitenplaatsen gelijken, is eene even gewigtige aanteekening, als dat kleine buitenplaatsen naar groote speeltuinen gelijken.
Ook in de wetenschap der kruidkunde is de Schrijver niet geheel op zijn grondgebied. Behalve toch, dat hij sommige plantennamen verkeerd schrijft, (zoo lezen wij b.v. I, bl. 211, Arachys voor Arachis, bl. 252 Melisse officinalis in plaats van Melissa, bl. 279 Cucumus sativus en bl. 286 Cucumus Melo in plaats van Cucumis sativus en Cucumis Melo, enz.) vinden wij ook in de inleiding, die de grondbeginselen der Botanie ontvouwt, eene groote oppervlakkigheid. Wat beteekent het b.v., gelijk op bl. XV gezegd wordt, dat de beweging der sappen in de planten bijna gelijkvormig is aan die van het bloed bij de dieren? - De zucht om geleerd te schijnen, en een' wetenschappelijken glans aan een practisch boekje te geven, kan aan de bewerking van dergelijk een werkje nimmer voordeelig zijn. Hoe eenvoudiger, hoe beter. Halve geleerdheid is voor den onkundigen toch te geleerd, en voor den beoefenaar der wetenschap wordt zij slechts belagchelijk. Het ware te wenschen, dat men dit steeds in het oog hield. Men zou eene menigte hybridische producten in onze boekenwereld alsdan niet in het licht zien komen. De ons onbekende Schrijver der Flora houde ons deze aanmerking ten goede. Zijne Nederlandsche Tuinkunst is te goed en te nuttig, om die pronk van halve geleerdheid te behoeven. Bijzonder aanbevelenswaardig zijn de in het tweede deeltje voorkomende lijsten van boomen, heesters en bloemgewassen, waar, door behulp van verkortingen, in weinig ruimte zeer veel wordt aangewezen, zoodat men nu met een' oogopslag overziet, 't geen men anders op verscheidene bladzijden zou moeten opzamelen.