die de Uitgever gescheiden heeft, waarbij hij niet bedacht is geweest, dat de titel van No. 2 nu mede eene Voorrede van Dr. numan belooft, die echter alleen voor No. 1 te vinden is; ook heeft No. 1 eene eerste afdeeling, waarop geene tweede volgt; want No. 2 is eigenlijk deze tweede afdeeling, gelijk ook op bl. 1 tot opschrift staat, 't geen n.b. op bl. 120 als eene misstelling wordt opgegeven en in ‘eerste afdeeling’ moet worden veranderd. Zoo zouden dan beide stukken uit eene eerste afdeeling bestaan, die tevens de laatste is.
Met deze aanmerking willen wij niet te kennen geven, dat de scheiding van dit werkje in twee afzonderlijke stukjes af te keuren zij; wij willen alleen doen opmerken, dat zij naauwkeuriger had kunnen geschieden, en dat het voegzaam ware geweest, ook een' algemeenen titel voor beide stukjes er bij te geven, die, althans in ons exemplaar, ontbreekt. En daar wij toch bij eene vertaling minder met het oorspronkelijke werk, dan met de wijze, waarop het in 't Nederduitsch gekleed is, te doen hebben, zoo kunnen wij noch in het gele en roode pak, noch in den overigen vorm bijzonder behagen vinden. Ook heeft de Veeärts der eerste klasse, thans tijdelijk Adjunct-Paardenarts bij het korps rijdende Artillerie van 's Lands Armee, geene ongedwongene vertaling gegeven, maar een stroef en moeijelijk leesbaar werk, 't geen voor onze landgenooten niet zeer aanlokkelijk wezen kan. Overigens schijnt het oorspronkelijke werk, voor zoo ver wij uit deze vertaling kunnen oordeelen, zeer naauwkeurig te zijn. Het bevat eene menigte zaken, die niet slechts voor paardenkoopers, maar ook voor beoefenaars der natuurlijke geschiedenis belangrijk zijn. Misstellingen van aanbelang hebben wij niet gevonden. Op bl. 86 van No. 2, regel 16, moet men voor boven-binnentanden onder-binnentanden lezen, gelijk de zamenhang aantoont en ook uit de verklaring der afbeeldingen blijken kan.