eene getrouwe geschiedenis van zulke overgangen tot het Christendom stof tot belangrijke ziel- en menschkundige opmerkingen zou kunnen geven. Doch hiertoe is het ook onontbeerlijk noodig, dat zulke geschiedenissen volledig en getrouw, zonder achterhouding, zonder opsmukking, geschreven zijn: ontbreekt er toch de volledigheid aan, dan raakt men niet alleen met den waren staat van zaken niet bekend, maar men vergist zich ook ligtelijk in de oorzaken en gevolgtrekkingen; en kan of wil de Schrijver daaraan niet voldoen, omdat het somtijds hartsgeheimen raakt, die men aan het Publiek niet openbaren kan, dan deed hij beter met zulk eene onvolledige geschiedenis terug te houden. Vindt men reden, om opsiering en overdrijving in zulke verhalen te vermoeden, men raakt ligtelijk in verzoeking, om, zoo al niet de waarheid, althans de waarde van het gebeurde te betwijfelen.
Daar het bovenstaande verhaal wel door het op den titel gemelde Genootschap uitgegeven, maar, op deszelfs verzoek, door den Heer capadose zelven, toen hij in Zwitserland was, opgesteld is, mag men daarin natuurlijk de noodige volledigheid verwachten; en men vindt er ook een aantal meer of min belangrijke bijzonderheden in, die tot kennis van deszelfs overgang tot het Christendom kunnen leiden. Maar in datgene, waarop het meest aankomt, in het vermelden van de eigenlijke en naaste oorzaken, die hem tot dien overgang gebragt hebben, vindt Ref. eene onvolledigheid, die hem niet bevredigd heeft. Immers bl. 11 verhaalt capadose, dat hij eens zeer gebelgd was over een paar dichtregels van bilderdijk, die zijn vriend da costa hem mededeelde, omdat hij daarin eene sluwe list meende te zien, om hen tot het Christendom te verleiden; en nu volgt hierop onmiddelijk, dat hij en zijn vriend, van dien dag af, het Woord Gods, en wel de Schriften des Nieuwen Verbonds, ten onderzoek in handen namen: hier is eene gaping, die niet aangevuld, iets raadselachtigs, dat niet opgelost wordt. - Zoo zegt hij ook t.d.p., dat bilderdijk ‘gedurende zoo vele jaren in naauwe be-