Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1838
(1838)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 258]
| |
ging van becker's Algemeene Geschiedenis onder ons publiek is ten deel gevallen, is het niet vreemd, dat de Uitgevers op het denkbeeld gekomen zijn, ‘om er, ten behoeve van dezulken, die zich de twintig boekdeelen, welke zij bedraagt, bezwaarlijk kunnen aanschaffen, en er evenwel den hoofdinhoud van mogten wenschen te bezitten, eene verkorting van in het licht te zenden.’ De Doopsgezinde Predikant a. doijer, tz., te Leiden, die de vrije vertaling van het groote werk zoo uitnemend heeft volbragt, is dringend aangezocht, zich met die taak te belasten; doch hij heeft teregt hare moeijelijkheid gevoeld, bijaldien het van hem verlangde meer dan eene dorre kronijk en, voegt Rec. er bij, een kort begrip zijn zou. De overtuiging echter, dat de bedoelde verkorting het overzigt der groote wereldgebeurtenissen gemakkelijker zou kunnen maken, en welligt, bij het onderwijs in de tot vorming van het opkomende geslacht zoo hoogstbelangrijke Geschiedenis, niet zonder vrucht zou te gebruiken zijn, heeft hem eindelijk doen besluiten, er zijne krachten aan te beproeven. Hij onderwerpt, als uitkomst van deze proef, in een eerste deeltje, de door hem op eene kleinere schaal overgebragte oude Geschiedenis, waarbij hij naderhand, in een tweede deeltje, die der Middeleeuwen gevoegd heeft, en waarop hij in een derde de nieuwere, en in een vierde die van onzen tijd zal laten volgen, aan de beoordeeling van het publiek; terwijl hij op eene hoogstbescheidene wijze zich over de waarde van zijnen arbeid uitlaat. Rec. is geen vriend van alwat in het vak van Geschiedkunde onder den naam van kort begrip bekend is. Zulke geschriften mogen een geregeld overzigt geven van gebeurtenissen; zij mogen namen en jaartallen naauwkeurig leeren kennen; zij zijn niet in staat, het eigenlijke wezen van alle Geschiedenis (het pragmatismus) te ontsluiten, en den lezer op een tooneel te plaatsen, waar redelijke en vrije wezens, onder een hooger wereldbestuur, woelen en werken. In vroegere dagen, toen men in de Geschiedenis niets anders zag, dan een verhaal van belangrijke voorvallen, hechtte men aan zulke geschriften neg al eenige waarde, en kon men het denkbeeld opvatten en ten uitvoer brengen, om dezelve in vragen en antwoorden te kleeden: in onzen tijd is men van die verkeerdheid teruggekomen. Men gevoelt, dat geene Geschiedenis dezen naam verdient, dan welke, gelijk de Heer doijer teregt aanmerkt, (bl. V) de gewigtigste gebeurte- | |
[pagina 259]
| |
nissen, die in den loop der eeuwen op het wereldtooneel hebben plaats gehad, gelijk zij, onder het bestuur eener alwijze Voorzienigheid, uit elkander voortvloeiden, met de noodige levendigheid en aanschouwelijkheid, en met aanwijzing van derzelver gang en invloed, voorstelt. Aan deze vereischten voldoet het groote werk van becker in eene hooge mate, gelijk Rec. meermalen in dit Tijdschrift heeft aangetoond. Niemand kan dit echter beter waarderen, dan de bekwame Vertaler van dat werk; en vandaar, dat hij ook volkomen de moeijelijkheid besefte, welke aan de hem aangebodene taak verbonden is, en dezelve met de grootste naauwgezetheid aanvaardde. Trouwens, Rec. moet erkennen, in de voor hem liggende twee deelen niet een kort begrip van de oude Geschiedenis en van die der Middeleeuwen, maar eene wezenlijke verkorting van becker's werk over die tijdvakken gevonden te hebben; de geest en strekking van hetzelve zijn bewaard gebleven, en, voor zoo veel dit geschieden kon, is de levendigheid en aanschouwelijkheid in de voorstelling, dat groote sieraad van den genoemden arbeid, behouden. Het geheel is een voortgaand aaneengeschakeld verhaal, in een' duidelijken en beschaafden historischen stijl geschreven, dat den lezer belang inboezemt en genoegen verschaft. Het lijdt geen twijfel, of oudere en vooral jonge lieden zullen zich van hetzelve met veel vrucht bedienen, en het zal op den duur eene waardige plaats bekleeden naast het fraaije, maar veel beknoptere boekje van wijlen den Hoogleeraar pölitz over de Algemeene Geschiedenis, met welks keurige overbrenging de Heer nijhoff ons vaderlandsch publiek vóór eenige jaren aan zich verpligt heeft. De Uitgevers hebben, door een' compressen en netten druk, bij een' geringen prijs, het aan zich niet laten ontbreken, om het werkje een ruim debiet te verschaffen. De wensch voor het welslagen van deze onderneming zij tevens de wensch voor het toenemen van grondige historische kennis onder onze landgenooten! |
|