De titel: verhalen, schijnt voor onze elegante dagen te eenvoudig. Men neemt dus zijne toevlugt tot de beeldende kunsten. Dat is, meenen wij, begonnen met schetsen; daarna zijn wij onthaald op omtrekken; thans stillevens, Arabesken, en zelfs schilderijen zonder lijsten. Eerlang wachten wij: kopijen naar beroemde meesters; oude schilderstukken, schoongemaakt en op nieuw vernist door enz.; kroonlijsten; profils, en nog later: bouwvallen. Nu, dat doet misschien minder ter zake, als het kind maar eenen naam heeft; en de jagtmaker op zonderlinge titels heeft in allen gevalle eene groote authoriteit aan Vader bilderdijk, die soms eene tamelijke voorrede noodig had, om den titel uit te leggen. Wij hebben dan ook vrede met alle gekke titels, zoo als met alle gekke uithangborden, al wilde men een boek uitgeven, met name: lees hier! zoo als eene nieuwere uitvinding de aandacht op sommige Advertentiën in de Haarlemsche Courant tracht te vestigen.
De Heer h. van der sprong heeft een zeer lezenswaardig bundeltje bijeenverzameld. Sommige stukjes, vooral die van engel, zijn uitstekend; andere minder; enkele, zoo als het Fragment Toni, beteekenen niet veel. Wij hadden wel gewenscht, dat hij den schrijver van ieder stukje noemde. Het werkje is goed uitgevoerd; alleen komt het ons voor, dat niet alle bladen met dezelfde letter gedrukt zijn.
De verhalen van rellstab, in den tweeden bundel, bevielen ons oneindig beter, dan het laatste, daarin opgenomene, van den Rus taddeo bulgarin. James Skey is eene fraaije geschiedenis; de Gebroeders een aardig verhaaltje. De Gemsenjagers overtreft alles, wat wij schier ooit van dien aard lazen, en is, door hooge eenvoudigheid en roerende schoonheid, een juweeltje van het eerste water. Ontdekt echter de Boekverkooper frijlink, dat dit verhaal hetzelfde is, dat hij vóór weinige jaren in eenen bundel: Galerij van merkwaardige gebeurtenissen, vertaald opnam, dan zal hij, vreezen wij, den armen van boekeren op het lijf vallen met die bescheidenheid, welke en Recensent en Redacteur van dit Tijdschrift onlangs van hem ondervonden.
Gaarne willen wij den verbazenden opgang gelooven, dien nicolaï's Musikfeind in Duitschland gemaakt heeft; als men ons maar niet vergt, dat verhaal zoo uitstekend mooi te vinden. Maar, lezen wij bladz. 55: ‘De beoordeelaars