gevolg zijn van de Droogmakerijen), welke in het IXde Deel der Verhandelingen van het Bataafsch Genootschap der proefondervindelijke Wijsbegeerte te Rotterdam te vinden is. Uit die Verhandeling is ook hetgeen de Heer pool, in zijn derde Hoofdstuk, aangaande de voorbehoedmiddelen, ter bewaring der gezondheid bij de droogmaking te nemen, heeft opgeteekend, voor een groot gedeelte ontleend. De Schrijver beweert, dat men bij de droogmaking der Haarlemmermeer minder vrees voor schadelijke uitdampingen behoeft te hebben, dan bij droogmakerijen op veengronden, dewijl de bodem der Meer meest uit klei bestaat. Hij gaat echter in zijn gevoelen veelligt wat te ver, wanneer hij meent, dat de ziekten, die tijdens de Bleiswijksche droogmakerij heerschten, en tot de Prijsverhandeling van den Geneesheer bicker aanleiding gaven, voornamelijk oorzaak waren, waarom men deze vrees heeft opgevat. Dat hij althans uit het stilzwijgen van geneeskundige Schrijvers van vroegeren tijd op dit punt te veel asleidt, zou uit eene vergelijking der Prijsverhandeling van den Goudschen Geneesheer buchner kunnen blijken, die de redenen van dit stilzwijgen voldoende heeft opgelost, en wiens bewering: ‘dat telkens op uitgestrekte droogmakerijen, zoo wel in vroegere als in latere tijden, epidemische ziekten gevolgd zijn, en dat het meer dan waarschijnlijk is, dat er tusschen dezelve een oorzakelijk verband bestaan hebbe,’ (Verhandeling over den invloed der Noord-Hollandsche Droogmakerijen na 1608 op de gezondheid der ingezetenen, uitgegeven door het Provinciaal Utrechtsch Genootschap, 1826, bl. 140) wel eene nadere toetsing en behartiging verdiend had. Het is onloochenbaar, dat de heerschende ziekten, gelijk Dr. bicker heeft aangetoond, hoofdzakelijk het gevolg van warme zomers zijn, en dat zij als verzwaarde
najaarskoortsen moeten beschouwd worden; maar daaruit volgt niet, dat de in ons geheele vaderland alsdan heerschende epidemische ziekten niet nog erger heerschen zullen in de omstreken eener uitgebreide droogmakerij, dan op andere plaatsen. Veeleer laat zich het tegendeel met allen grond en ook bij alle noodige voorzorgen verwachten. Wij zeggen dit niet om angstige vrees op te wekken, wier bestrijding het loffelijk doel van het geschrift van Dr. pool was; maar, door al te veel te willen bewijzen, verzwakt men zijn bewijs in de oogen van den onbevooroordeelden lezer. Wenschen wij, zoo het groote werk tot stand kome, dat de luchtsgesteldheid