weber te regt een Handboek der Ontleedkennis en Ontleedkunst genoemd. Dat hetzelve daardoor in waarde gewonnen heeft, behoeft naauwelijks gezegd te worden. In de werken van soemmering, hildebrandt, hempel en anderen ontbreekt eene zoodanige aanwijzing geheel en al; hoewel wij erkennen moeten, dat dit gemis door vele andere gunstige eigenschappen vergoed wordt. Door dezelfde naauwkeurigheid echter, die bij de genoemde Schrijvers wordt aangetroffen, onderscheidt zich ook het werk van den Hoogleeraar weber op eene zeer voordeelige wijze. Men leze b.v. de algemeene en bijzondere beschrijving van het voorhoofdsbeen, waaraan ruim vijftien bladzijden zijn toegewijd. Dezelfde zorgvuldigheid zal men in de bewerking van den verderen inhoud dezer eerste Aflevering opmerken. Eindelijk belooft de Schrijver, om, aan het einde der beschrijvende Ontleedkennis, ook over de leer der weefsels of zoogenaamde Algemeene Ontleedkunde te zullen handelen. Hoewel dit plan van den Schrijver eenigzins van de gewone volgorde afwijkt, worden daarvoor echter toereikende, ook in den Prospectus vermelde, redenen bijgebragt, omdat namelijk, vooreerst, bij het begin van iedere hoofdafdeeling het algemeene en meest wetenswaardige, bij wijze van inleiding, wordt voorgedragen, en ten tweede, dewijl het voor het werk zelf, bij de rassche schreden, waarmede tegenwoordig de Algemeene Ontleedkunde tot de grootste volkomenheid komt, niet anders dan wenschelijk en voordeelig zijn kan, dat deze het laatste verschijnt, om zoo doende gelegenheid te hebben, alle nieuwe ontdekkingen en eigene waarnemingen te kunnen mededeelen. Daardoor zal veel worden aangevuld, hetgeen thans in de inleidingen tot iedere hoofdafdeeling ontbreken mogt. Zoo worden b.v., bij de uiteenzetting der beenwording (Osteogenie) en bij de verklaring van het maaksel der beenderen, wel de nieuwere opmerkingen van
müller en andere beroemde Physiologen medegedeeld, maar de genoemde onderwerpen worden nog op geene volledige wijze behandeld,