Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1838
(1838)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 193]
| |
Blijkens het Voorberigt, zijn deze Leerredenen elke afzonderlijk om het vierendeel jaars uitgegeven, bijzonder ook ten nutte van minvermogenden; en zij dienen ten vervolge van vroeger, over Openb. II en III, op deze wijze uitgegevene, welke Ref. de eer niet heeft van te kennen. Dat het oogmerk loffelijk, en de Steller welmeenend is, wil Ref. gaarne gelooven; maar of Leerredenen, en wel zulke lange, van 33 of 34 bll. door elkander, die dan toch in het jaar f 1-: of f 1-20 kosten, hiertoe het geschiktste middel zijn, en of er voor hetzelfde geld niet iets beters of doelmatigers zou kunnen geleverd worden, zou hij nog al betwijfelen. De onderwerpen en teksten dezer Leerredenen zijn de volgende: I. Gods onveranderlijkheid en trouw, door Hemzelven aangewezen, als de volkomenste bemoediging onder moeite en bezwaar, voor degenen, die zich, door het geloof aan Gods beloften, zijner dienst hebben toegewijd. Tekst: Genesis 31 vs. 13a. - II. De aard en de heilzame strekking van het opregte, en op het woord des Heeren, terstond werkzame geloof. Tekst: luk. 5 vs. 5b. - III. De onbedriegelijke verzekering, welke de opregte Christen, hier op aarde, aangaande zijne toekomende zaligheid in den Hemel bezitten kan. Tekst: 2 petr. 1 vs. 10 en 11. - IV. De zending van Jezus Christus in de wereld voor den Christen de onwankelbaarste grond van vertrouwen op God, om van God alles, wat hem heilzaam is, zonder den minsten twijfel, te verwachten. Tekst: Rom. 8 vs. 32. - Men ziet reeds hieruit, dat de Heer ternooy apêl zijn thema met veel omslag van woorden voorstelt, en hoe hij dat der 2de Leerrede, als een algemeen onderwerp, uit de woorden: Op uw woord zal ik het net uitwerpen, afleidt, is vreemd en zonderling, alsof de Bijbel zoo arm aan duidelijke plaatsen ware, dat men tot zulke sobere vernuftspelingen zijne toevlugt moest nemen. En inderdaad, wanneer men deze Leerredenen wilde kenmerken, dan zou men een streng kerkelijk-regtzinnig Dogmatismus en een even stijf en streng Metho- | |
[pagina 194]
| |
dismus, voorgedragen in zeer omslagtigen, langwijligen en gansch overladen stijl, waarmede drie, vier en meer malen hetzelfde gezegd, dikwijls uitgeweid en als op goed geluk voortgesproken wordt, tot derzelver karakteristiek kunnen stellen. Bij al het goede en voortreffelijke, dat ons Vaderland ook in dit vak oplevert, zien wij niet, dat de kanselwelsprekendheid of de Christelijke stichting hiermede eenige wezenlijke aanwinst verkrijgt. Wij ontslaan ons dan ook van de ondankbare moeite, om het gezegde nader in bijzonderheden aan te wijzen, waardoor wij daarenboven tot te groote uitvoerigheid zouden genoodzaakt worden. Al die woorden en wederwoorden stichten ook niet; en wij nemen dus de vrijheid, om van zulke voortbrengselen, zoo zij het niet al te boos maken, verder geen kennis te nemen: alleen bejammeren wij het, dat het wezenlijk goede, dat er nog in is, onder eenen stroom van half regte, half scheeve redeneringen, en onder eenen vloed van zekere woorden en spreekwijzen, waaraan de menigte somtijds meer hecht, en waardoor zij zich meer laat wegslepen, dan door eene gezonde voorstelling van degelijke zaken, gansch en al bedolven wordt. |
|