derdom van 63 jaren overleden te 's Gravenhage, den 12 October 1837. Naar aanleiding van Psalm LXXXVI:16b; door Johannes Schotsman, Predikant te Zuidwolde, Provincie Groningen. Te Groningen, bij J. Haftenkamp. In gr. 8vo. 31 Bl. f :-30.
De omslagtige titel dezer Leerrede duidt het bepaalde oogmerk derzelve genoegzaam aan. In eene Voorafrede wordt met vijf Bijbelplaatsen 's menschen algemeene sterfelijkheid herinnerd, en van daar tot het bijzondere doel des Sprekers overgegaan. Tot dit oogmerk dienen hem de woorden van psalm LXXXVI:16b: Geef Uwen knecht Uwe sterkte. ‘Ik zal,’ zegt hij, ‘I. dezelve in verband toelichten,’ (hetwelk voor de toenmalige gelegenheid juist zoo hoog noodig niet was;) ‘II. dan elkander opwekken, om deze bede voor onzen treurenden Koning ten hemel op te zenden,’ dat is, zoo als hij zich naderhand verklaart, ‘in eenige weinige punten zoeken aan te toonen, hoeveel sterkte en bemoediging de geliefde Vorst thans noodig heeft, en bij elk derzelve de onderlinge opwekking telkens herhalen, om met en voor den Koning te bidden: Geef Uwen knecht Uwe sterkte; en III. met een enkel woord tot onze harten eindigen:’ (maar was dan het vorige niet tot het hart gesproken? immers ja? en waarom wordt in dat ‘enkele woord’ op de bepaalde gelegenheid geen bijzondere aanmerking meer genomen?) Welmeenende Christelijke deelneming en gehechtheid aan den Koning en het Koninklijk Huis kenmerken deze Leerrede, gelijk ook het Gebed, dat er op volgt. Zulk eene stem hoort Rec. gaarne ook uit onze landprovinciën; met zulk een oor wil hij zich verbeelden deze Opwekking enz. gehoord te hebben, en, om dezes goeden oogmerks wille, zich van verdere aanmerkingen onthouden.